How Green Was My Valley (1941)

Regie: John Ford | 118 minuten | drama | Acteurs: Walter Pidgeon, Maureen O’Hara, Anna Lee, Donald Crisp, Roddy McDowall, John Loder, Sara Allgood, Barry Fitzgerald, Patrick Knowles, Morton Lowry, Arthur Shields, Ann E. Todd, Frederick Worlock, Richard Fraser, Evan S. Evans, James Monks, Rhys Williams, Lionel Pape, Ethel Griffies, Marten Lamont

Lang niet altijd wint de beste film van een bepaald jaar ook de Oscar. Soms zijn er namelijk gewoon teveel goede films, waardoor er altijd goede films buiten de boot vallen. Tegenwoordig wordt ‘Citizen Kane’, het meesterwerk van Orson Welles, beschouwd als de beste film van 1941, op de voet gevolgd door John Hustons film noir ‘The Maltese Falcon’ en ‘Suspicion’ van Alfred Hitchcock. Toch was het een andere film die er met de prijs voor beste film vandoor ging; het familie-epos ‘How Green Was My Valley’ van de alom gerespecteerde filmmaker John Ford. Boze tongen beweren dat Welles de Oscar niet kreeg omdat hij als enfant terrible niet erg geliefd was in Hollywood. Je zou de keuze ook kunnen verklaren door goed naar het tijdsbeeld te kijken. In Europa was de Tweede Wereldoorlog reeds uitgebroken en ook de Verenigde Staten stonden op het punt in die misère te worden meegezogen. Een nostalgische film met als motto ‘oost west, thuis best’ was op dat moment ideaal om de opdoemende narigheid eventjes te vergeten.

In ‘How Green Was My Valley’ kijkt de inmiddels zestigjarige Huw Morgan terug op zijn jeugd. De kleine Huw (Roddy McDowall) groeit aan het einde van de negentiende eeuw in een groot gezin op in een mijnwerkersdorpje in Wales. Zowel zijn vader als zijn vijf oudere broers werken in de mijnen. Aanvankelijk lijkt er geen vuiltje aan de lucht, maar wanneer het plotseling minder gaat in de mijnindustrie ontstaan er wrijvingen in het hechte gezin. Vader Gwylim (glansrol van Donald Crisp) ziet geen heil in de voorgestelde stakingen; hij heeft het altijd goed gehad. Maar zijn zoons voegen zich wel bij de actievoerders. Wanneer de staking niets uithaalt, besluiten twee zoons naar het land van de onbegrensde mogelijkheden, Amerika, te trekken. De familie wordt nog verder uit elkaar getrokken wanneer de oudste zoon Ivor (Patrick Knowles) overlijdt bij een mijnongeluk en dochter Angharad (Maureen O’Hara) – die eigenlijk verliefd is op de plaatselijke predikant Mr. Gruffydd (Walter Pidgeon) – zich stort in een ongelukkig huwelijk met de zoon van de eigenaar van de mijnen. Ondertussen heeft Huw zo zijn eigen problemen als hij, als eerste dorpeling, voor het eerst naar school gaat.

‘How Green Was My Valley’, naar een roman van Richard Llewellyn, werd niet in Wales opgenomen. Vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was dat te gevaarlijk. Daarom werd in de buurt van Malibu in Californië het mijnwerkersdorpje nagebouwd. Omdat de kleuren van de bloemen en planten in die omgeving totaal niet leken op die in Wales, werd besloten de film in zwart-wit op te nemen. Een goede keus, aangezien de uitstekende cinematografie van Arthur C. Miller beloond werd met een Oscar. Vooral de scènes in de mijnen zijn levensecht en zeer beklemmend. Ook de aankleding van de set was tot in de puntjes verzorgd, evenals de kleding, make-up en het haar van de acteurs. Het verhaal lijkt wat al te ambitieus om in minder dan twee uur te stoppen. Gevolg daarvan is dat verhaallijnen soms niet helemaal worden uitgewerkt en gebeurtenissen niet of nauwelijks worden verklaard. Voor John Ford, die toch bekend staat als een echte westernregisseur, is deze film een buitenbeentje in zijn indrukwekkende oeuvre. Echter, van de vier Oscars die hij voor zijn regie won is alleen ‘Stagecoach’ een western.

Hoewel de namen van Walter Pidgeon en Maureen O’Hara het eerst op de rol staan, voornamelijk omdat zij de bekendste acteurs zijn, worden de hoofdrollen toch echt gespeeld door Roddy McDowall en Donald Crisp. De jonge McDowall doet het zeker niet slecht, maar de show wordt gestolen door Crisp als de strenge en koppige maar liefdevolle vader van het grote gezin. De Britse karakteracteur werd terecht beloond met de Oscar voor beste mannelijke bijrol. Ook Sara Allgood is uitstekend als de innemende en gepassioneerde moeder Beth. De Oscar waarvoor zij genomineerd was en die zij eigenlijk wel verdiende ging uiteindelijk naar Mary Astor voor ‘The Great Lie’. Pidgeon en O’Hara vallen tegen, vooral omdat er weinig chemistry tussen beide is, die er wel zou moeten zijn. Er zijn verder leuke bijrollen van Arthur Shields, Barry Fitzgerald en Rhys Williams, die een paar van de meest kleurrijke dorpsgenoten gestalte geven.

‘How Green Was My Valley’ was niet de beste film van 1941, maar ook zeker niet slecht. De film leunt sterk op de acteerprestaties van veteraanacteurs Crisp en Allgood en de beeldschone fotografie. En hoewel de film de tand des tijds niet helemaal heeft doorstaan, is het zeker de moeite waard deze klassieker eens te bekijken.

Patricia Smagge