Interview Peter Brosens (King of the Belgians)
Peter Brosens studeerde antropologie en stedelijke geografie. Eigenlijk een bijzondere keuze voor iemand die nu een creatief beroep uitoefent. “Als kind was ik al geïnteresseerd in fotografie en film, maar ik kom nu niet bepaald uit een kunstminnende familie. Mijn familie zit meer in de medische sector, zowel mijn vader als broer zijn fertiliteitsexperts. Toen ik liet vallen dat ik film wilde gaan studeren was de reactie nogal laatdunkend. “Ga eerst maar wat diploma’s halen, dan kun je later altijd nog doen wat je wil. Een klassiek antwoord, maar zo is het gegaan.” Brosens legt uit dat hij vooral bezig was met dia’s maken. “Als je een dia op een lichtbak legt en je legt er één naast, dan creëer je eigenlijk al een verhaal, een soort spanning. Dat is de basis van montage. Als je die beelden omdraait, krijg je weer iets heel anders. Zo ben ik in feite begonnen.”
Geen ervaring
Na zijn studie maakte Peter tussen 1993 en 1999 een drietal documentaires in Mongolië. Hij vertelt: “In 1998 ontmoette ik er Jessica (Woodworth, zijn co-regisseur en levenspartner, MM) in een café. Nadat we getrouwd waren, maakte zij ook een documentaire, en na ‘The Virgin Diaries’ (2002), dat op het IDFA heeft gedraaid, wilden we samen een speelfilm maken. Zonder ervaring, zonder een scenario gelezen te hebben, laat staan dat we op filmsets waren geweest. We hebben het op onze eigen manier gedaan.”
En zo reisden de twee de halve wereld over voor hun eerste twee gezamenlijke films, ‘Khadak’ (2006) werd in Mongolië gemaakt en voor opvolger ‘Altiplano’ (2009) verbleven ze een tijd in Peru, Zuid-Amerika. De derde film, ‘La cinquième saison’ (2012), draaiden ze letterlijk in hun achtertuin in België. ‘King of the Belgians’ (2016) heeft weer een Europese achtergrond.
Bouwstenen
“Onze eerste drie films voelden een beetje als een trilogie, een oeuvre. Als we weer zo’n film zouden maken, die gaat over het geweld van de mens tegen de natuur en dus tegen zichzelf, of de wraak van de natuur op de mensheid, dan zouden we het risico lopen in herhaling te vallen. Om dat te voorkomen hebben we gekozen voor ‘King of the Belgians’ als ons volgende project.” Peter vervolgt: “Alle bouwstenen van onze verhalen komen uit de werkelijkheid, ook al is het fictie. Er waren voor ‘King of the Belgians’ een aantal dingen die samenkwamen: de vorming van de Belgische regering, die dik vijfhonderd dagen duurde en het artikel dat we lazen in de New York Times over Toomas Ilves, president van Estland. Tijdens een staatsbezoek in Istanbul moest hij halsoverkop terug naar Tallinn, maar door de vulkaanuitbarsting in IJsland kon dat niet per vliegtuig. Er is toen een minibusje gehuurd en ze zijn door de Balkan teruggereisd. Dat vonden we zo’n interessant gegeven, dat dat de basis vormde voor ‘King of the Belgians’, dat toen nog ‘Kebab Royale’ heette. “Niet alleen de locatie, Istanbul, als vertrekpunt van de reis, vonden we interessant, omdat het zo’n symbolische stad is – verdeeld over twee continenten, maar ook de innerlijke reis die de koning maakt. En we kozen voor een koning in plaats van een president, omdat die zijn beroep niet kan kiezen. Moet je je voorstellen dat je geboren wordt als piloot of chirurg! Daar gaat toch een bepaalde tragiek in schuil.”
Geen parodie
In vergelijking met ‘Altiplano’ en ‘Khadak’ heeft het regisseursduo voor ‘King of the Belgians’ niet zo veel research gedaan. “Als je een film maakt, die zo diep geworteld is in de cultuur, dan moet die film ook relevant zijn voor een plaatselijk publiek. Doe je dan niet, dan word je uitgelachen. En met reden. We hebben bij die eerste films hulp gehad van een antropoloog, om te zien of dat hele universum, ook al is het fictief, correct is. Bij ‘King of the Belgians’ hebben we wel wat research gedaan, maar bewust niet al te diep. We wilden niet het risico lopen om te veel te gaan te imiteren. Nicolas III uit ‘King of the Belgians’ is absoluut geen parodie van de werkelijke koning van België. Het is wel een Bélgische koning, en België is een beetje een absurd land, dus dat geeft wel een soort van achtergrond, maar als er al gelijkenissen zijn, zijn die strikt toevallig.”
Efficiënt filmen
Het was de bedoeling dat de film in 28 dagen zou worden gemaakt, uiteindelijk werden dat er slechts twintig. “We hebben de film chronologisch gedraaid, een neveneffect van de keuze van de locaties. Wij zoeken zelf onze locaties, dus ik heb met een Bulgaarse vriend heel veel in Bulgarije rondgereden. Er was een locatie in het Rodopegebergte dat heel belangrijk was. Op het eind konden we daar een dorpje bezoeken, waar we weinig verwachtingen van hadden, maar het bleek perfect te zijn. Het was niet veel meer dan een pleintje, een kerkje, een winkeltje, een podium en wat huizen, maar we hebben een groot deel van de film daar gedraaid.”
Peter vult aan: “Dat we de film chronologisch hebben gedraaid was een gift van belang, zowel voor de acteurs als voor ons. Een scenario is namelijk voor ons geen handleiding, maar een richtlijn. Als we een dag hadden gedraaid, trokken wij ons terug in het hotel en werkten we op basis van het inhoudelijke, artistieke en emotionele materiaal dat we die dag hebben gekregen de scènes voor de volgende dag uit. Dat was dan een variatie van wat er in het scenario staat, vaak zelfs beter. Dat betekende dat we dikwijls stukjes konden schrappen.” Of dat niet erg zwaar was, zulke lange werkdagen? Peter: “Het was eigenlijk heel relaxt. Een hotel aan het strand, na Mongolië waar we draaidagen tot min 38 graden hadden en in Peru waar we op tussen de vier- en vijfduizend meter hoogte zaten en je dus heel traag werkt – dan was dit wel fijn!” Peter meldt nog dat hij zich niet voor kan stellen hoe andere filmmakers het doen, die niet met een heel gezelschap bij elkaar zijn. “Als je een film maakt op een set en elke dag pendel je op en neer naar bijvoorbeeld Amsterdam? Ik kan me er niets bij voorstellen. De dynamiek die wij creëren door zo intensief met elkaar op te trekken komt de film beslist ten goede.”
Hoe doen ze dat toch?
Peter Brosens en Jessica Woodworth maken hun films samen in de breedste zin van het woord. “We schrijven, regisseren en produceren samen, maar ‘King of the Belgians’ hebben we ook nog eens samen gedistribueerd. Niemand in België wilde de film daar uitbrengen. Ondertussen is ie in meer dan dertig landen uitgebracht, maar in België wou niemand ‘m…” Rijk is het echtpaar Brosens-Woodworth er niet van geworden. “We hadden ook geen groot kapitaal om in de release te investeren, maar de film is wel op zestig plekken vertoond geweest. De opkomst was mager, maar we zijn wel uit de kosten gekomen.” Een heel avontuur dus, om je eigen film ook nog eens zelf op de markt te brengen. Gelukkig zijn de twee op de filmset erg goed op elkaar ingespeeld. “Regisseren is vooral het nemen van beslissingen, en op een filmset moet dat snel gebeuren. Je kunt natuurlijk niet met zijn tweeën tegen de acteurs gaan praten, dat is voor hen te verwarrend en daarin zijn we complementair. Jessica is erg goed op dat gebied, zij heeft zelf de acteursopleiding gedaan, mijn affiniteit ligt meer bij het beeld en geluid, dus ik sta dichter bij de DOP.” Lachend: “Ik snap werkelijk niet hoe een regisseur dat allemaal in zijn eentje doet. Als je naar een monitor kijkt, zie je het niet detail van het spel en omgekeerd. Dat kost zoveel tijd!” Hij voegt er aan toe dat hun werkwijze ook inhoudt dat ze weinig takes gebruiken. “In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Dardennes, die doen wel vijftig takes. Die scène in ‘King of the Belgians’ in het huis van Dragan, ’s avonds aan tafel, waar de drank rijkelijk vloeit? We hadden maar tekst van twee pagina’s en de acteurs improviseerden. We zeiden ‘Action’, verborgen ons achter een rots en pas na 45 minuten zeiden we ‘Cut!’. Alles uit die scène komt uit die take.”
Kusturica’s universum
Stereotypen, zoals die scène tijdens de met alcohol gevulde avond en de yoghurtwedstrijd, zijn de basis van alle komedies. Het is onvermijdelijk dat je die gebruikt, vindt Peter. Hij legt uit: “Zelfironie is belangrijk, we willen niemand uitlachen. Er zitten zeker culturele clichés in ‘King of the Belgians’, maar we zijn juist ver weg gebleven van bijvoorbeeld de stereotypen in Kusturica’s universum (Emir Kusturica, regisseur van films als ‘Black Cat, White Cat’ en ‘Life is a Miracle’, MM). Als je zijn films kijkt, is het of heel de Balkan aan het zuipen en dansen is. En hoewel Duncan Lloyd een Brit is, heeft hij het materiaal niet gebruikt om de koning belachelijk te maken, terwijl je dat wel zou verwachten van een Brit.” Hij voegt toe: “Als je in Engeland ‘Belgium’ zegt, vinden ze dat al grappig. Maar Duncan vindt de ontwikkeling die de koning doormaakt veel interessanter.”
Wat zou Pieter zeggen?
De rol van Duncan Lloyd wordt vertolkt door Pieter van der Houwen. “Hij was onze setfotograaf in Mongolië. We kennen hem al heel lang en hebben de rol van Duncan eigenlijk op hem gebaseerd. Van oorsprong was Duncan in het scenario een fotograaf, maar gaandeweg werd hij toch een filmmaker. Dat personage is helemaal Pieter, we dachten bij het schrijven steeds ‘wat zou Pieter zeggen?’. Hij is geen acteur, maar we konden ons geen andere Duncan voorstellen.” De belangrijkste rol in ‘King of the Belgians’ is natuurlijk weggelegd voor Peter van den Begin, die ook al in ‘La cinquième saison’ speelde. “We wisten meteen dat hij onze koning was. Gelukkig zei hij direct ja.”
De koning van België
Jammer genoeg heeft de échte koning van België de film nog niet gezien. “Natuurlijk hebben we het koningspaar uitgenodigd voor de wereldpremière in Venetië, maar daarop kregen we een beleefde brief terug dat zij belet waren. Daarna hebben we hen opnieuw uitgenodigd voor de Belgische première op het Filmfestival van Gent, maar daar hebben we niets meer op gehoord. En notabene bij de galavoorstelling in Bozar in Brussel, dat letterlijk aan de overkant van het paleis ligt, waren ze ook niet aanwezig.” Peter geeft toe dat hij dat wel jammer vindt. “In Göteborg werd mij op een filmfestival verteld dat het in Zweden bijvoorbeeld werkelijk ondenkbaar zou zijn dat de koning niet zou komen. Hij zou op de eerste rij gezeten hebben. Maar in België… tja… ‘de grote stilte van het paleis’…”
Tekst en foto Peter Brosens: Monica Meijer