The Glory Guys (1965)
Regie: Arnold Laven | 112 minuten | western, romantiek | Acteurs: Tom Tryon, Harve Presnell, Senta Berger, Michael Anderson Jr, James Caan, Slim Pickens, Erik Holland, Adam Williams, Andrew Duggan, Peter Breck, Laurel Goodwin, Jeanne Cooper, Robert McQueeney, Wayne Rogers, Paul Birch, William Meigs, Walter Scott, Michael Forest, Alice Backes, Dal McKennon, Claudio Brook, Henry Beckman, Alden ‘Stephen’ Chase, Christopher Riordan, George Ross
Hoewel de western bijna net zo oud is als film zelf, bloeide het van oorsprong oer-Amerikaanse genre pas echt op nadat John Ford het bijzonder succesvolle ‘Stagecoach’ (1939) had gemaakt. Voor vele westerns die volgden was Fords film het schoolvoorbeeld. Toen in de jaren vijftig de televisie zijn intrede deed en westernseries als paddenstoelen uit de grond schoten, bloedde het genre langzaam dood. In de jaren zestig stonden echter veelbelovende jonge filmmakers op die de western nieuw leven in wilden blazen door het genre op een meer artistieke en psychologisch complexere wijze te benaderen. Sergio Leone is natuurlijk een van hen, maar ook Sam Peckinpah mag tot deze groep gerekend worden. Met ‘The Wild Bunch’ (1969) bijvoorbeeld, zijn bekendste en meest invloedrijke film, durfde hij de duistere kanten van de menselijke psyche bloot te leggen. Peckinpah stond echter ook bekend als een lastpak: in de jaren zestig en zeventig stond zijn naam synoniem voor ruzie, financiële problemen, drankmisbruik en censuuroverschrijdingen. Ontelbare malen kreeg Peckinpah ruzie met zijn producenten over artistieke meningsverschillen en even zo vaak werd hij ontslagen. Het aantal onafgemaakte films waaraan Peckinpah heeft meegewerkt is ongekend.
Eén van die producties waarbij Peckinpah halverwege de laan werd uitgestuurd is ‘The Glory Guys’ (1965), een onevenwichtig epos dat uiteindelijk door de relatief onbekende Arnold Laven ingeblikt werd: zijn naam staat dus op de aftiteling als regisseur. Peckinpah krijgt wel de credits als scenarioschrijver, maar wie zijn werk een beetje herkent, ziet in een aantal scènes duidelijk de hand van de meester. ‘The Glory Guys’ is gebaseerd op een waargebeurde veldslag die in 1876 werd gestreden tegen de Sioux-indianen en die dankzij de eerzucht van de megalomane kolonel George Custer verloren ging. Custer heet hier generaal McCabe en wordt gespeeld door Andrew Duggan. De echte hoofdrollen zijn echter voor Tom Tryon, Harve Presnell en Senta Berger, die als kapitein Harrod, scout Sol Rodgers en de mooie weduwe Lou Woddard in een driehoeksverhouding zijn verwikkeld. Harrod heeft bovendien de ondankbare taak om een troep amateuristische soldaten in korte tijd klaar te stomen om ten aanval te trekken. Hij weet dat het een onbegonnen zaak is, maar het lukt hem niet om bevelhebber McCabe dat aan zijn verstand te peuteren. Harrod is begaan met het lot van zijn jongens, maar kan niet anders dan de bevelen van zijn overste op te volgen.
‘The Glory Guys’ oogt als een allegaartje van genres, tonen en stijlen. Wellicht heeft dat te maken met de wisseling van regisseur, halverwege de opnamen. Aan de ene kant is er het verhaal van de veldslag en de koppige generaal McCabe die er alles voor over heeft om zelf in de schijnwerpers te staan en totaal niet beseft hoe hij talloze mannen daarmee in gevaar brengt. Deze kant van het verhaal heeft een duidelijke ondertoon van ernst en cynisme. Aan de andere kant lijkt Laven het verhaal volkomen overbodig te hebben ‘opgefleurd’ met humor en romantiek. De humor wordt hoofdzakelijk verzorgd door een jonge James Caan, die als de opstandige rekruut Duggan voor de komische noot zorgt. De vechtpartijen die hij door zijn fratsen uitlokt doen lollig aan, bijna als slapstick. Een schril contrast met de laatste drie kwartier van de film waarin het de mannen ernst is als ze een strijd op leven en dood uitvechten met een gezichtsloze maar dodelijke vijand. Aan romantiek is eveneens gedacht: zowel Harrod als Rodgers hebben hun hart verloren aan de mooie Lou Woddard. Hun rivaliteit maakt echter al gauw – en zonder enige serieuze schermutseling – plaats voor onvoorwaardelijke kameraadschap, als de heren zij aan zij de strijd aangaan met de Sioux.
Zijn onevenwichtige aard zit deze film danig in de weg, want alle overige aspecten zijn prima verzorgd. Het acteerwerk van Tryon, Presnell en Duggan is in orde en ook Caan – die genomineerd werd voor een Golden Globe als meest veelbelovende nieuwe acteur – laat zien dat hij heel wat in zijn mars heeft. Berger hoeft weinig meer te doen dan mooi te zijn, maar doet dat in ieder geval naar behoren en de bijrollen zijn prima ingevuld. De fotografie van de befaamde James Wong Howe (‘Hud’, 1963) is sterk en bij vlagen adembenemend en de actiescènes zijn – op een enkele misser aan het begin na – goed verzorgd. In de stijl van de gehele film is ook de muziek niet constant op een hoog niveau: de openingsequentie gaat gepaard met een snerpende titelsong, maar verder staat de Italiaanse componist Riz Ortolani zijn mannetje. In de portrettering van de vijand, in dit geval de Sioux-indianen, is ‘The Glory Guys’ al even ambivalent: aan de ene kant zijn het woeste, eendimensionale krijgers, aan de andere kant gaan ze wél met de overwinning aan de haal…
Hoe zou ‘The Glory Guys’ geworden zijn als Sam Peckinpah de film van begin tot einde geregisseerd had? We zullen het nooit weten. In ieder geval was de film dan naar alle waarschijnlijkheid wel wat rechtlijniger en uitgebalanceerder geweest. Nu rest ons een western die alle kanten op schiet, maar nooit met scherp. Dankzij prima acteerwerk en mooie cinematografie is ‘The Glory Guys’ zeker vermakelijk, maar meer ook niet.
Patricia Smagge