Just a Gigolo – Schöner Gigolo, armer Gigolo (1979)

Regie: David Hemmings | 101 minuten | drama, komedie, oorlog, familie, romantiek, geschiedenis | Acteurs: David Bowie, Kim Novak, David Hemmings, Marlene Dietrich, Maria Schell, Sydne Rome, Erika Pluhar, Hilde Weissner, Werner Pochath, Rudolf Schündler, Evelyn Künneke, Rainer Hunold

‘Just a Gigolo’ gaat voor een subtiele combinatie tussen luchtigheid en slapstick, tragische karakterstudie en een treffende verbeelding van een woelige, onbestemde tijd in de geschiedenis – het interbellum. Echter, waar ‘Cabaret’ zeven jaar eerder deze elementen zo bewonderenswaardig wist te combineren, wordt in het geval van ‘Just a Gigolo’ eigenlijk geen van de aspecten voldoende gewicht en aandacht gegeven om veel interesse te genereren bij de toeschouwer.

Pauls tragische situatie wordt te weinig gezicht gegeven door het matte acteerwerk van Bowie en de summiere karakterisering van zijn personage. Zijn “dramatische” gegeven, de moeilijkheid om een leven van waardigheid te vinden buiten zijn functie als luitenant in het leger, faalt op verschillende gronden. Om te beginnen hebben we geen goede indruk gekregen hoezeer hij gerespecteerd werd in zijn legerfunctie, en hoe gelukkig hij zich hierbij voelt. Eigenlijk hebben we hem nooit in zijn element gezien. In het begin van de film komt hij namelijk als deftige Pruisische luitenant troepen opzoeken in de loopgraven en wordt hij eerder geridiculiseerd dan met ontzag behandeld. Als Robert Duvall in ‘Apocalypse Now’ blijft hij nonchalant naast de loopgraven staan terwijl bommen om hem heen ontploffen en stofwolken vormen. Dat hij onverschrokken is, is dus duidelijk, maar dat hij “eer en glorie” zoekt, of hiervoor leeft, kunnen we alleen uit zijn letterlijke woorden opmaken. Er schuilt geen passie in zijn acteerwerk dat dit duidelijk kan maken.

Ook wanneer hij na de oorlog in Berlijn terugkomt, komt hij eerder onverschillig dan gedeprimeerd over. Paul komt niet aan de bak en moet onder andere een vernederend baantje als “drankpromotor” aannemen, waarbij hij als verklede fles over straat moet. Zelf vindt Paul het vooral onpraktisch. Hij komt uiteindelijk in contact met Marlène Dietrich, die het hoofd is van een “regiment van gigolo’s”, zoals ze het zelf noemt. Precies iets voor Paul. Hij heeft alleen nog een slagveld nodig, en die biedt Dietrich hem. Hij lijkt aanvankelijk niet veel problemen hiermee te hebben, al werd dit wel al van te voren gesuggereerd toen hij Eva (Erika Pluhar), een oude bekende van hem, vroeg of ze zich niet schaamde voor haar nieuwe baantje als “dame van plezier” (volgens haar behoorde schaamte in een ander decennium thuis). Maar we vinden nauwelijks iets van conflict terug. Alleen, wederom, op een expliciete, uitgesproken manier tegen het einde van de film, wanneer hij tegen zijn catatonische vader, en gedecoreerde kolonel, uitlegt dat het in zijn vaders tijd, in de oorlog, niet moeilijk was om iemand te zijn, en dat hij moeite heeft met zijn eigen job als gigolo.

De hele toon van de film is ook vrij schizofreen. Regisseur Hemmings lijkt niet te weten of hij een parodie of een serieuze film met pakkend tijdsbeeld wil maken. Zijn eigen rol als rechtse fanatiekeling is hier grotendeels debet aan. Hij doet aan wat namedropping door het over Goethe, Nietzsche en Wagner te hebben, en te refereren aan het übermensch-ideaal (zonder deze terminologie te gebruiken) van blond haar en blauwe ogen, maar dieper dan dit gaat zijn karakterisering niet. En verschillende scènes zijn eerder komisch dan verontrustend. En wat te denken van Pauls vader die een soort traumatische aandoening heeft waardoor hij niets zegt en alleen maar strak voor zich uit kijkt. Op zich best tragisch, maar hij wordt vooral voor komische doeleinden ingezet. Verschillende scènes beginnen met een shot van zijn dwaze uitdrukking waarna er wordt uitgezoemd en de rest van de kamer of omgeving in beeld komt. En wanneer we hem in rolstoel te midden van een vuurgevecht op een kerkhof achtergelaten zien, doet hij toch vooral denken aan opa Flodder.

Het is jammer dat de thematiek en verschillende tonen niet goed uit de verf komen, want in essentie is het allemaal best interessant. Maar net wanneer scènes naar iets betekenisvols toe lijken te leiden, komt er weer een ontnuchterend stuk dialoog aan, dat ergens wel te waarderen is door de absurditeit ervan, maar desalniettemin regelmatig het potentiële gewicht van de scène teniet doet. Toch is de jazzy, vaudeville sfeer vaak best aangenaam, met degelijke kostumering en aardige optredens in de trant van ‘Cabaret’. Ook komt er af en toe aantrekkelijk camerawerk in de film voor, die echter soms naar het pretentieuze neigt, zoals in het geval van enkele nachtelijke buitenshots aan het eind van de film waarbij Paul over half verlichte keien loopt, en later onder een brug door, waar de mannen die achter hem aan komen expressionistische schaduwen op de muur werpen. Hemmings lijkt hier Carol Reeds prachtige chiaroscuro fotografie in ‘The Third Man’ te willen imiteren. Het zijn shots die eigenlijk niet in deze film thuishoren.

Het acteerwerk is in sommige gevallen best te pruimen. De moeder van Paul (Maria Schell) komt als een sympathieke, dramatisch overtuigende vrouw over, en de vrijpostige Cilly (Sydne Rome) weet tenminste nog een beetje pit, en zelfs hart, in de film te brengen als het “lagere” vaudeville meisje dat al lange tijd gevoelens koestert voor Paul.

Er zijn optredens van grote namen als Kim Novak en Marlène Dietrich, maar deze zijn grotendeels teleurstellend; het is eerder ontnuchterend dan opwindend om ze hier aan het werk te zien. Deze grote sterren verdienen betere rollen en films dan ‘Just a Gigolo’, en de toeschouwer doet er dan ook beter aan om films als ‘Der Blaue Engel’ en ‘Vertigo’ te gaan bekijken voor een goede indruk van de charme en talenten van deze diva’s. Een aardige poging, deze film van Hemmings, maar de uitwerking laat helaas danig te wensen over.

Bart Rietvink

Waardering: 2

Bioscooprelease: 23 mei 1979