Les quatre cents coups (1959)

Recensie Les quatre cents coups CinemagazineRegie: François Truffaut | 99 minuten | misdaad, drama | Acteurs: Jean-Pierre Léaud, Claire Maurier, Albert Rémy, Guy Decomble, Georges Flamant, Patrick Auffay, Daniel Couturier, François Nocher, Richard Kanayan, Renaud Fontanarosa, Michel Girard, Serge Moati, Bernard Abbou, Jean-François Bergouignan, Michel Lesignor, Luc Andrieux, Robert Beauvais

Eind jaren vijftig dook een nieuwe generatie filmmakers op in Frankrijk. Mensen als Jean-Luc Godard, François Truffaut, Claude Chabrol, Alain Resnais en Agnès Varda. Autodidacten en liefhebbers, die veelal als criticus werkten voor het toonaangevende tijdschrift Cahiers du Cinéma en in filmclubs zaten waarin ze de films bespraken die vanuit Hollywood naar Europa kwamen. Hun kritiek was niet mals: Hollywood produceerde films waarin de realiteit ver te zoeken was. Het was een ‘droomfabriek’ en de makers deden te veel hun best om er maar voor te zorgen dat de kijker zou geloven dat het echt was wat ze kregen voorgeschoteld. Dat moet toch anders kunnen, dachten Godard, Truffaut en de anderen. Dus gingen ze zelf aan de slag, daarbij dwars ingaand tegen de wetmatigheden die Hollywood dicteerde. Met handheld camera’s, jump-cut montage, niet synchroon lopend geluid en het doorbreken van de zogenaamde vierde wand ontwikkelde ze een geheel eigen stroming, die omgedoopt werd tot de Nouvelle Vague. Deze nieuwe golf aan films was maar een kort leven beschoren (halverwege de jaren zestig al doofde de beweging uit), maar is wel invloedrijk gebleken als je het hedendaagse filmlandschap bekijkt.

Één van de eerste en meest toegankelijke van alle Nouvelle Vague-films is ‘Les quatre cents coups’, de eerste lange speelfilm van François Truffaut uit 1959. In het Engels wordt de titel vertaald tot ‘The 400 Blows’, maar dat is wel erg letterlijk genomen. De titel komt van de Franse uitdrukking ‘Faire les 400 coups’, wat zoiets betekent als ‘een turbulent leven leiden’, en die titel spreekt meer tot de verbeelding dat die wat ongelukkig gekozen Engelse vertaling. Enfin, ‘Les quatre cents coups’ is een echte auteursfilm – nog zo’n kenmerk van de Nouvelle Vague – en sterk autobiografisch. De hoofdpersoon, Antoine Doinel (Jean-Pierre Léaud), is in feite het alter ego van Truffaut en hij zou in nog vier films dezelfde rol spelen: de korte film ‘Antoine et Colette’ (1962), ‘Baisers volés’ (1968), ‘Domicile conjugal’ (1970) en ‘L’amour en fuite’ (1979). En wie weet, als Truffaut niet zo jong gestorven was in 1984 (hij werd slechts 52 jaar) dan waren er misschien nog wel meer films gekomen met Antoine Doinel als hoofdpersoon.

Voor de filmkijker anno 2023, die verwend is met de meest spectaculaire special effects en maar een korte aandachtspanne lijkt te hebben gezien de populariteit van vluchtig vermaak als TikTok, kan ‘Les quatre cents coups’ – een zwartwitfilm over een tiener die door een gebrek aan aandacht van zijn ouders op het verkeerde pad raakt – wellicht wat saai overkomen. Maar voor de cinefiel is deze film smullen geblazen, vooral vanwege de vooruitstrevende cameratechnieken. Truffaut heeft zijn film ontdaan van alle melodrama en toont de kijker op pure, onopgesmukte en realistische wijze hoe de jonge Antoine door pure pech in een bepaalde hoek gedreven wordt. Hij haalt weleens kattenkwaad uit op school ja, maar echt een oproerkraaier is hij nou ook weer niet. Hij haalt geen heftigere dingen uit dan zijn klasgenootjes. Het probleem is alleen dat hij steeds degene is die door de leraar betrapt wordt en straf krijgt. En als zo’n man eenmaal de pik op je heeft, dan haal je niet zomaar ineens een wit voetje bij hem. Een vicieuze cirkel ontstaat; Antoine vergeet een keer zijn huiswerk, liegt daarover en dat komt natuurlijk uit. Maar ook als hij wel eens zijn best doet, zoals bij het schrijven van een opstel over de schrijver Balzac, krijgt hij geen credits. Sterker nog; dan beschuldigt de leraar hem van plagiaat!

Thuis is het al niet veel beter. Zijn moeder (Claire Maurier) is vaker niet thuis dan wel, heeft weinig geduld met hem en laat geen mogelijkheid onbenut om te laten doorschemeren dat Antoine niet bepaald gewenst was. Zijn stiefvader (Albert Rémy) doet gelukkig wel aardig tegen hem, maar heeft ook nukkige buien waarbij de jongen het moet ontgelden. Echt begaan met het lot van de jongen zijn ze niet, hij loopt hen vooral in de weg. Dus besluit Antoine dat hij beter af is als hij van huis wegloopt. Eenmaal op straat belandt hij van de regen in de drup. De zaken lopen uit de hand als hij op zijn vaders werk een typemachine steelt en betrapt wordt – niet tijdens de diefstal, maar juist wanneer hij het apparaat weer probeert terug te brengen. Antoine is geen dader, maar een slachtoffer. Een kind dat zijn onschuld verliest, zien we treffend in beeld gebracht tijdens een poppenkastvoorstelling waarin we in de ogen van honderden blije kinderen kijken. Alleen Antoine kan zich er niet meer in te kunnen verliezen. Hij is zijn kinderlijke onbevangenheid al kwijtgeraakt en denkt alleen maar welke (criminele) activiteit hij kan opzetten om aan geld te komen… Als iemand – zijn ouders, een leraar, wie dan ook – gewoon naar hem had omgekeken, dan was er niets aan de hand geweest. Maar door de geestelijke verwaarlozing loopt het helemaal uit de hand voor hem. Doordat Truffaut ons de ‘naakte’ waarheid toont, komt de tragiek van Antoine harder binnen dan wanneer er een zweem van sentiment omheen zou hangen.

Hoewel Truffaut en zijn cinematograaf Henri Decaë de meeste scènes sober houden, trakteren ze de kijker een aantal keren op prachtige, innovatieve shots. De eerdergenoemde poppenkast is er zo eentje, maar ook een spectaculair ritje in een ronddraaiende kermisattractie en een vanuit helicopterperspectief gefilmde scène waarin de klas van Antoine achter de gymleraar aan door de stad lopen (en waarbij de jongens stiekem één voor één een steeg inschieten) zijn plaatjes. Veelgeprezen is ook de eindscène: een lange take, eindigend met een freeze frame van het gezicht van Antoine. Een beeld dat ons in het ongewisse laat over zijn lot. Truffaut mag zich in zijn handen wrijven met de jonge Léaud, pas 15 ten tijde van de opnamen, maar een waar natuurtalent. Zijn Antoine – en dus die van Truffaut – is puur, eerlijk en echt. Hij acteert de rol niet, hij ís Antoine. Je blik wordt automatisch naar hem toegetrokken. Met name de scène waarin de rusteloze jongen door een (overigens buiten beeld zijnde) psycholoog in de jeugdgevangenis wordt ondervraagd, toont het onmiskenbare talent van Léaud. En dat is een belangrijke schakel in de overtuigingskracht van ‘Les quatre cents coups’. Samen met de vooruitstrevende aanpak van Truffaut. Je kunt je goed voorstellen dat deze film voor filmkijkers in 1959 een compleet nieuwe ervaring gaf. Bijna 65 jaar later is de impact van ‘Les quatre cents coups’ nog steeds te voelen!

Patricia Smagge

Waardering: 4

VOD-release: 7 juli 2023 (Mubi)