The Talking Muse – Den talende muse – samtaler med Asta Nielsen (2003)

Regie: Torben Skjødt Jensen | 103 minuten | documentaire | Met: Asta Nielsen, Marcel de Sade, Jørgen Iversen, Morten Grunwald, Poul Malmkjær, Marguerite Engberg, Anne Jerslev, Allan Hagedorff, Ib Rehné, Ib Monty, Kirsten Branner, Erik Nørgaard, Frede Schmidt, Anders Refn, Orla Fokdal, Lars Simonsen  

Deense regisseur Torben Skjødt Jensen maakte eerder een portret van landgenoot Carl Theodor Dreyer (‘Carl Th. Dreyer: Min metier’, 1995), en richt zich acht jaar later met ‘The Talking Muse’, ofwel ‘Den Talende muse – samtaler med Asta Nielsen’ wederom op een Deens filmicoon, Asta Nielsen. Asta was ‘s werelds eerste filmdiva. Tussen 1910 en 1932 maakte zij maar liefst 74 films, de eerste, ‘Afgrunden’; de laatste, tevens haar enige talkie, ‘Unmögliche Liebe’. Omdat zij naar verluidt niet goed kon wennen aan het nieuwe medium, stortte zij zich daarna onder andere op toneelspelen, het schrijven van artikelen over kunst en politiek en het schrijven van een autobiografie. Vreemd genoeg liet zij in dit twee delen tellende boekwerk nauwelijks iets los over haar privéleven, zo blijft haar dochter Jesta volledig buiten beschouwing. In de herdruk van het boek in 1966 is haar verklaring hiervoor dat als zij eenmaal over Jesta zou gaan schrijven, dat al het andere dan niet aan bod zou komen. Maar we leren nog meer over Die Asta, zoals zij in haar tweede thuisland, Duitsland, genoemd wordt. In Duitsland maakte zij zeventig films, maar vanwege het politieke bewind keerde zij in 1937 terug naar Denemarken.

In de jaren vijftig raakte zij bevriend met een Deense boekenantiquair, Frede Smith, liefhebber van kunst, ballet en muziek. Er ontwikkelde zich een warme vriendschap; Frede was idolaat van de actrice, aanbad haar, maar ondanks dit feit en het leeftijdsverschil van 35 jaar was de verhouding tussen de twee niet scheef. Voor Asta was Frede als een drug: na een leven lang in de watten gelegd te zijn, leidde ze een eenzaam bestaan en Frede diende als pleister op de wonde. Frede bleek na zijn dood een enorme collectie opnamen zijn culturele erfgoed, zoals hij het zelf noemt, nagelaten te hebben: bandopnamen die hij in het geheim maakte van zijn telefoongesprekken met Asta. In deze gesprekken spreekt zij openlijk over de relatie met haar dochter, die diabetes heeft en aan overgewicht lijdt (uiteindelijk pleegde zij in 1964 zelfmoord), haar carrière (ze was niet onder de indruk van Greta Garbo’ talent en zei van Pabst dat hij slechts succesvol was omdat hij goede acteurs tot zijn beschikking had) en het feit dat men haar – onterecht – als nazi-aanhanger zag.

Het zijn interessante gesprekken, maar hoe boeiend ook, het feit dat Asta niet op de hoogte was van deze inbreuk op haar privacy – door een van haar beste vrienden nog wel – maakt dat je je toch een beetje voyeuristisch voelt. Frede zelf zegt over deze bandopnamen “ze zou me niet vermoorden als ze het wist, maar zoiets doe je eigenlijk gewoon niet.” Gelukkig dat de documentaire niet alleen om deze telefoongesprekken draait; Jensen maakt een redelijk afwisselende mix van oude en zeldzame filmfragmenten, interviews – ook met Asta zelf – en ander beeldmateriaal. Ze praat over film- en acteertechnieken, haar tijd in Duitsland, haar echtgenotes (ze trouwde drie keer). Ook wordt er gespeculeerd over de identiteit van Jesta’s vader. Asta kreeg haar dochter op twintigjarige leeftijd en er waren meerdere kandidaten die haar zwanger hadden kunnen maken.  Wel zijn sommige beelden herhalend en is de documentaire soms aan de trage kant (de monotone voice-over werkt ook niet mee). De indruk die je van de actrice krijgt is daarnaast niet heel positief; ze komt hooghartig en eigengereid over, veelal neerbuigend over haar collega’s, een echte diva dus. Maar de slappe lach die ze aan het eind van de documentaire heeft maakt veel goed, en het complete beeld dat geschetst wordt van Die Asta, maakt ‘The Talking Muse’ de moeite waard.

Monica Meijer