The Fast and the Furious: Tokyo Drift (2006)

Regie: Justin Lin | 90 minuten | actie, misdaad, drama, thriller | Acteurs: Lucas Black, Zachery Ty Brian, Lil Bow Wow, Nathalie Kelley, Nikki Griffin, Brian Goodman, Sung Kang, Brian Tee, Sonny Chiba, Lynda Boyd, Leonardo Nam, Konishiki, Keiichi Tsuchiya, Kazutoshi Wadakura

Driften. Iedereen die goed bekend is met racegames, met name de “Ridge Racer” serie voor de verschillende Playstation platformen, weet allang wat dit inhoudt: bochten nemen door je auto zijwaarts te laten slippen. In Japan schijnt het erg populair te zijn, en nu probeert men, via deze nieuwe ‘Fast & The Furious’-film, het westen ook voor deze trend warm te laten lopen. Dus, het is afgelopen met al die 10-seconden auto’s, lachgasinjecties, en snelle races op rechte stukken die we in de eerste twee films konden aanschouwen. Er wordt nu sierlijk of heftig door bochten geschoven op kronkelige parcours, of dit nu in een garage of op een berg plaatsvindt.

De potentiële kracht van de film hangt samen met de kracht van deze nieuwe methode. En dat betekent dat de film weinig raceharten sneller zal doen slaan. Dat wil zeggen, het driften zélf zou misschien wel opwindend en aantrekkelijk kunnen zijn, deze film is er niet één die dit voldoende overbrengt. De actiescènes zijn gewoonweg te weinig enerverend. Met uitzondering van de openingsscène, waarin Sean het, dan nog in Amerika, op de “traditionele” manier opneemt tegen een brutaal scholiertje, spendeert onze held de eerste helft van de film met het onder de knie krijgen van het driften en is er nauwelijks competitie. En dat is toch wat de toeschouwer verlangt: nek-aan-nek races met intense close-ups van mens en machine, een razendsnel kijkje in de motor van de auto wanneer er weer eens lachgas wordt geïnjecteerd, en de subtiele, en minder subtiele, visuele snelheidscues, zoals een kort schuddend beeld vanwege de voorbijrazende auto’s en de vervagingen van de omgeving door het wegschieten van de wagens. En, zo mogelijk, wat overzichtsshots of handige montage die duidelijk maakt welke racer zich waar bevindt.

Echter, de opwinding in deze versie van ‘The Fast & The Furious’ is vrij ver te zoeken. In de eerste driftrace van Sean in de parkeergarage, zien we wanneer driften handig kan zijn, maar wordt de toeschouwer niet bepaald verleid met deze hippe, nieuwe trend. De driftkoning Brian Tee demonstreert hoe je mooi de lange, smalle garage uit kunt komen door te driften, maar het zorgt niet voor de vereiste adrenalinestoot. Halverwege de film zien we hoe elegant driften kan zijn wanneer Neela (Nathalie Kelley) de kijker meeneemt naar de bergen, waar groepen achter elkaar rijdende drifters sierlijk door de bocht glijden, maar het ziet er eerder duf dan stoer uit. Pas wanneer er tegen het einde een door het verhaal gemotiveerde achtervolging plaatsvindt en Sean zijn driften nu echt goed onder de knie moet hebben om een drukke menigte in Tokyo te kunnen omzeilen, zien we tegelijkertijd hoe spannend en praktisch drifts kunnen zijn. Ook in de laatste wedstrijd van de film, de grote confrontatie tussen Sean en de Drift King in de bergen, zitten er enkele spannende momenten. Maar veel is het allemaal niet, en vreemde valpartijen en manoeuvres dragen ook niet bij aan een sterke beleving van de toeschouwer.

Het is jammer dat regisseur Lin zijn grootste punten van waarde, de babes en de gepimpte auto’s, niet wat effectiever had kunnen inzetten. Ze zijn allebei nog volop aanwezig, maar dat is ook meteen alles. Er spettert vervolgens niets van het scherm. In de eerste twee ‘Fast and the Furious’-films waren er naast de pure (vrouwelijke) eye candy ook boeiende vrouwelijke personages die een duit in het zakje deden; de pittige racebabe Michelle Rodriguez en de charmante en levendige Jordana Brewster in deel 1; Devon Aoki met haar roze racecar en Eva Mendez als intelligent liefdesobject in deel 2. Hier moeten we het stellen met een mooi gezichtje zonder uitstraling of inhoud in de vorm van Nathalie Kelley, die geen chemie, en weinig intieme interactie, heeft met onze held Sean. Maar Sean zelf is ook onderdeel van het probleem. Er is nu niet gekozen voor de blonde surfboy Paul Walker, maar voor een zwartharige ruwe bolster met zuidelijk accent, maar het is geen geïnspireerde castingkeuze geworden. Je gaat zelfs terug verlangen naar Walkers optreden in de vorige films, inclusief zijn overdadig gebruik van het woord “bro”. Het moet toch niet gekker worden. Zouden acteurs en personages dan toch nog enig belang in (ook) deze films hebben? Dat dit een feit is, blijkt uit een korte cameo aan het eind van de film, waarmee er heel eventjes een charme en houding de film binnensluipt, die tot dan toe afwezig was geweest. Een personage dat voor de nodige energiestoten zorgt. Iemand bij wie lachgas door zijn aderen pompt, zoals een agent het in deel 1 typeerde.

Dat het verhaal zich in Tokyo afspeelt (“Japan”, staat er in de film voor de zekerheid bij) is van weinig belang. We krijgen wel wat leuke couleur locale te zien, bijvoorbeeld op de school waar Sean moet vertoeven, of door middel van terugkerende oudere mannen die toekijken hoe Sean zijn drifts oefent, en hun commentaar hierop geven, maar uiteindelijk is het gewoon een excuus om iets “dramatisch” over buitenstaanders te kunnen zeggen, en om de yakuza erbij te betrekken in de vorm van Sonny Chiba. Op dit laatste is overigens niets tegen, want Chiba is zo’n beetje de enige boeiende aanwezigheid in de film. Gekleed als de Godfather loopt hij in de rondte, en bemoeit zich af en toe met de zaken van zijn incompetente neefje, de Drift King. Zijn rol is echter te klein om de film interessant te houden, en de manier waarop hij aan het einde bij het verhaal wordt betrokken is tamelijk absurd. Een geschil, waarbij geld voor deze yakuza een belangrijke rol speelt, wil Sean beslissen middels een race, en Chiba stemt hiermee in. Een ander personage dat nog wat toe weet te voegen is, wonder boven wonder, Bow Wow. Een acteerlicht is het niet, maar hij weet toch wat humor en levendigheid te brengen. Zijn rol is echter ook erg beperkt.

‘Tokyo Drift’ is geen regelrechte mislukking. Er zitten best nog wel wat leuke racescènes in de film, evenals hier en daar wat eyecandy en de sporadische komische momenten, maar een klapper is het niet geworden. De serie heeft best potentie, maar dan moet er wel meer gedaan worden met de nieuwe locaties en racevariaties; of beter nog, met het verhaal. Het belangrijkste is echter dat de races zélf moeten kunnen prikkelen. Als dat niet gebeurt, hou je weinig over.

Bart Rietvink

Waardering: 2

Bioscooprelease: 27 juli 2006