The Old Weird America: Harry Smith’s Anthology of American Folk Music (2007)
Regie: Rani Singh | 90 minuten | documentaire | Met: Harry Smith, Greil Marcus, Elvis Costello
Harry Smith: menig muziekliefhebber krijgt een gelukzalige glimlach op het gelaat bij het horen van deze naam. Smith wordt namelijk door velen gezien als hét voorbeeld van waar liefde voor muziek toe kan leiden. In 1952 bracht de toen 29-jarige kunstenaar een verzameling van 84 liedjes uit: liedjes uit zijn eigen gigantische verzameling van 78-toerenplaatjes. Een duidelijk criterium voor de verzameling was er niet, behalve dat de liedjes voor hem zelf opvallend en tegelijkertijd typerend waren voor wat hij zo waardeerde aan de Amerikaanse muziekcultuur. Totaal verschillende zangers en groepen hadden gemeenschappelijk dat hun liedjes gingen over het echte leven. Liefde, lust, dood, moord, geloof, passie: of de muziekstijl nou blues, country of folk was en of men nou blank of zwart was, Harry Smith vond het de moeite waard. Daarmee was hij misschien wel de eerste die de hokjesgeest van muziekstijlen en raciale afkomst doorbrak, en de muziek voor zichzelf liet spreken. In 1952, nog voor het ontstaan van de rock ’n roll, greep Smith terug op de klassiekers en traditionals uit de jaren 20 en 30. En met succes: de ‘Anthology’ veroorzaakte een ware opleving van de folkmuziek, en artiesten als Clarence Ashley en Dock Boggs beleefden een tweede jeugd. De invloed van Smiths ‘Anthology’ gaat echter veel verder, zo maakt ook deze documentaire duidelijk: rock ’n roll ontstond immers door de mix van blanke en zwarte muziek: country en blues. Een mix waaraan de ‘Anthology’ een niet te onderschatten bijdrage leverde.
Die invloed blijkt ook uit de stoet van hedendaagse muziek die telkens weer teruggrijpt op de canon die de ‘Anthology’ geworden is. In ‘The Old Weird America’ zijn beelden te zien van een serie ‘tribute’ concerten die in 1997 werden georganiseerd voor de toen overigens al overleden Smith. Artiesten als Nick Cave, Elvis Costello en Beck, maar ook minder voor de hand liggende namen (Lou Reed, David Thomas, Sonic Youth), gaven hun vertolking van de oude ‘evergreens’: soms opvallend trouw aan het origineel, soms een totaal andere versie dan de zeventig jaar oude opnames. ‘The Old Weird America’ geeft een informatief beeld van het belang van Harry Smith en zijn ‘Anthology’. Mooi is dat er ook gehamerd wordt op Smiths veel bredere oriëntatie: hij was niet alleen muziekliefhebber, maar ook een kunstenaar die bijvoorbeeld al in de jaren 40 werkte met animaties. Minpuntje is dat eigenlijk geen enkel liedje van A tot Z te horen en te zien is, of het nou de oude opnames of de hedendaagse covers zijn. Fragmenten wisselen elkaar snel en niet altijd even subtiel af door de soms wat te rigoureuze montage.
De commentaren van muzikanten op Harry Smiths betekenis zijn meestal interessant genoeg om te vernemen. De soms wat al te gewichtige interpretaties van andere ‘experts’ (met name de vermaarde muziekjournalist Greil Marcus) komen wel wat pretentieus over, wat op een gegeven moment gaat irriteren. Houd op met kletsen, en laat nog eens wat muziek horen, denkt de muziekliefhebber dan… Je krijgt ook niet de indruk dat Smith zelf nou zo’n theoreticus was: hij was vooral een verwoed verzamelaar die dolgraag zijn passie wilde delen met wie het maar wilde horen. Het zijn kleine smetjes die duidelijk maken dat de makers van de documentaire vooral met het onderwerp begaan zijn, en minder met het medium film of documentaire. Wie een schitterend gemaakte documentaire verwacht, komt bedrogen uit. Wie graag meer wil weten over Harry Smith en het belang van zijn ‘Anthology’ voor de hedendaagse muziek, heeft aan ‘The Old Weird America’ een mooi startpunt om een duik te nemen in de wereld van de Amerikaanse muziek.
Daniël Brandsema