Tyson (2008)
Regie: James Toback | 90 minuten | documentaire, sport | Met: Mike Tyson, Trevor Berbick, William Cayton, Cus D’Amato, James ‘Buster’ Douglas, Robin Givens, Evander Holyfield, Jim Jacobs, Don King, Monica Turner, Desiree Washington
Was het pure agressie of had bokser Mike Tyson gewoon honger toen hij tijdens de wereldtitelstrijd in het zwaargewicht in juni 1997 tot tweemaal toe een hap nam uit het oor van zijn rivaal Evander Holyfield? Deze losgeslagen actie is voor velen tekenend voor de gekte van Tyson. Het was niet het eerste bizarre incident en het zou zeker ook niet het laatste zijn waarmee hij in het nieuws zou komen. Is Tyson nu echt een gestoorde gek, een beest zowel in als buiten de ring? Of is hij het schoolvoorbeeld van een man die simpelweg niet goed begrepen wordt? Tyson praat niet graag met de media, omdat die zijn woorden toch maar verdraaien. Voor zijn goede vriend James Toback maakte hij een uitzondering. Sterker nog, in de documentaire ‘Tyson’ (2008) trakteert de voormalige bokskampioen ons op een anderhalf uur durende monoloog, waarin hij verrassend eerlijk en openhartig zijn relaas doet.
Dat de uit The Bronx afkomstige Tyson een moeilijke jeugd heeft gehad, is het understatement van de eeuw. Zijn vader heeft hij nooit gekend en zijn moeder leidde een losbandig leven. De kleine Mike moest al gauw zijn eigen boontjes leren doppen. Het liefst was hij bezig met zijn duiven. Die treiterden hem tenminste niet, zoals de kinderen uit de straat dat wel deden. Toen een van die jongens een keer een van zijn duiven de nek omdraaide, werd Tyson zo kwaad dat hij de jongen in elkaar sloeg. Op dat moment ontdekte hij hoe hij van zich af kon bijten. Het duurde niet lang of Mike kwam in aanraking met de verkeerde vrienden. Op zijn twaalfde belandde hij in een penitentiaire jeugdinrichting. “Een vrouw beweerde dat ik haar tas gestolen had en ik werd opgepakt. Maar ik had haar tas niet gestolen. Juist die van haar niet.” Het tekent het onrecht dat Tyson in zijn ogen al zijn hele leven achtervolgt. Zijn verblijf in de jeugdinrichting is zwaar, maar brengt het ook iets positiefs: hij komt in aanraking met de bokssport. Als hij vrijkomt belandt hij bij de geroutineerde bokstrainer Cus D’Amato, die een gigantisch potentieel ziet in de sterke Tyson. Hij neemt de jongen in huis en traint hem tot een ware vechtmachine. Tyson bloeit helemaal op. “Cus gaf mij complimenten. Die had ik nog nooit eerder gekregen. Ik wist eerst niet eens wat ik ermee aan moest. Ik kreeg er ontzettend veel zelfvertrouwen van.” Tyson wordt emotioneel als hij terugdenkt aan D’Amato, de enige persoon die hij ooit heeft kunnen vertrouwen. Helaas kon hij de grote successen van zijn pupil niet meer meemaken. In november 1985 overlijdt hij op 77-jarige leeftijd. Tyson is ontroostbaar maar moet verder. In 1986 wint hij op twintigjarige leeftijd de wereldtitel in het zwaargewicht. Hij is de jongste bokser in de geschiedenis die dat voor elkaar krijgt. De titel wordt uiteraard opgedragen aan D’Amato.
Zonder de steun van zijn surrogaatvader gaat het al snel bergafwaarts met Tyson. Hij laat zich in met de verkeerde mensen (louche bokspromotors als Don King staan in de rij om de steenrijke bokser geld af te troggelen), smijt zijn miljoenen over de balk en laat zich in met vrouwen, veel vrouwen. In 1988 trouwt hij met actrice Robin Givens, een huwelijk dat geen lang leven is beschoren. Ze beschuldigt hem ervan dat hij losse handjes heeft en haar bedriegt. Een jaar later is het veelbesproken tweetal alweer uit elkaar. Tyson kan de vrouwen niet loslaten (en zij zoeken hem ook steeds weer op), met als gevolg dat schoonheidskoningin Desiree Washington hem aanklaagt voor verkrachting. In de documentaire ontkent hij de aantijgingen, maar erkent wel dat hij zich soms niet kan bedwingen. “Maar aan haar heb ik niet gezeten.” Tyson belandt voor drie jaar in de cel, een periode die hij het liefst zo snel mogelijk vergeet. Zijn bokscarrière pakt hij na zijn vrijlating weer op, maar zijn onverslaanbare reputatie is hij kwijt, niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk.
In de tweede helft van de jaren negentig ontspoort Tyson. Vechtpartijen in discotheken, scheldkanonnades naar journalisten en drugsuitspattingen zijn haast aan de orde van de dag. Tragisch dieptepunt is het oorincident. Tyson legt uit dat Holyfield hem uitdaagde met kopstoten, zoals hij dat eerder ook al gedaan had. Hij beet hem omdat hij een black-out had. Een onbevredigend antwoord, maar het zou heel goed kunnen dat Tyson echt geen idee heeft waarom hij gedaan heeft wat hij deed. De documentaire beoogt geen antwoorden te geven op vragen, maar de bokser zelf eens de kans te geven zijn verhaal te doen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Tyson is voer voor psychologen en zit er bij als een gebroken man, teleurgesteld in de wereld maar ook in zichzelf. Want hij ontziet zichzelf zeker niet. Hij erkent dat hij veel dingen verkeerd heeft aangepakt in zijn leven. De stemmen die hij regelmatig in zijn hoofd hoort, geeft Toback vorm in zijn montage. Verder is zijn film sober van opzet. Op wat archiefmateriaal – veelal van bokswedstrijden – na beperkt hij zich tot het in beeld brengen van Tyson.
Ondanks het feit dat hij geen heldere uitleg geeft over het hoe en waarom van zijn bizarre uitbarstingen, wekt Tyson toch sympathie op. Hij stelt zich breekbaar op – en dat is heel wat voor een ooit onoverwinnelijk geachte bokser. De openhartigheid waarop hij de kijkers tegemoet treedt is ontwapenend. Hoewel Tyson altijd een ondoorgrondelijk figuur zal blijven, is dankzij deze film toch een glimp te zien van de mens achter de controversiële vechtmachine. Met name de scènes waarin Cus D’Amato ter sprake komt zijn ontroerend. Wie had ooit gedacht dat een beest als Mike Tyson zoveel gevoelens had? De documentaire an sich is vrij eenzijdig – Tyson is de enige die aan het woord komt – en was wellicht beter en completer geweest als anderen ook hun zegje mochten doen. Maar of Tyson dan net zo openhartig was geweest als nu het geval is, kun je best in twijfel trekken. In dat opzicht heeft Toback toch de juiste keuzes gemaakt.
Patricia Smagge