Brothers of the Head (2005)

Regie: Keith Fulton, Louis Pepe | 89 minuten | drama, muziek | Acteurs: Jonathan Pryce, Harry Treadaway, John Simm, Luke Treadaway, Sean Harris, Ken Russell, James Greene, Elizabeth Rider, Luke Wagner, Anna Nygh, Howard Attfield, Edward Hogg, Bryan Dick, Nicholas Millard, David Kennedy

Een Siamese tweeling die door een platenmaatschappij van het Engelse platteland wordt geplukt om in de hoogtijdagen van de punkrock een band te vormen: het zijn ingrediënten voor een uiterst boeiende documentaire. Het probleem van ‘Brothers of the Head’ is alleen dat alles in scène is gezet. Omdat de documentairemakers Keith Fulton en Louis Pepe zonder filmproject zaten waar ze de making of van konden maken – hun gebruikelijke werk – zorgde het duo zelf voor werkverschaffing door een fictief verhaal te verzinnen en daar een documentaire over te filmen. En zo zien we interviews met platenbazen, oud-bandleden, vrienden en familie van de tweeling, plus zogenaamd archiefmateriaal van de hoogtijdagen van de band – maar als kijker kun je geen moment de gedachte loslaten dat alles wat wordt voorgeschoteld nep is.

Verwacht geen hilarische mockumentary in de traditie van de cultklassieker ‘This is Spinal Tap’. ‘Brothers of the Head’ is een serieus opgezette docu over de band ‘The Bang-Bang’ die rond de Siamese tweeling Tom en Barry Howe (gespeeld door de acteurstweeling Harry en Luke Treadaway) wordt gevormd. The Bang-Bang bereikt door de twee opmerkelijke frontmannen kort na de oprichting midden jaren zeventig al gauw een cultstatus. Wat volgt na dit succes is een voorspelbare neerwaartse spiraal, in gang gezet door drugs en ruzies door opgeblazen ego’s. Niets nieuws of schokkends dus – zeker niet als je je bedenkt dat alle drama die je ziet rechtstreeks van papier komt. Als kijker is het moeilijk mee te leven met de sores van de twee – letterlijk – onafscheidelijke broers, als je weet dat het stuk vleeskleurige plastic dat ze met elkaar verbindt na elke opnamedag is verwijderd.

Fulton en Pepe bewezen eerder al met ‘Lost in La Mancha’ (2002) – over het destijds gefaalde project van filmmaker Terry Gilliam om het verhaal ‘The Man Who Killed Don Quixote’ te verfilmen – dat ze prima in staat zijn een goede documentaire te filmen. De achterliggende gedachte om ‘Brothers of the Head’ te maken blijft onduidelijk. De film is geen directe steek naar de punkscene, of de muziekbusiness in het algemeen. Alle moeite die de makers hebben gedaan om een zo authentiek mogelijk uitziende documentaire te maken lijkt nutteloos als er geen enkele moeite wordt gedaan om te verbloemen dat het hier om een compleet verzonnen verhaal gaat. De energie die in deze productie is gestoken had beter benut kunnen worden om óf een interessant en vooral écht onderwerp te zoeken voor een documentaire, óf van het concept een traditionele speelfilm te maken. Nu heb je, zodra de closing credits van ‘Brothers of the Head’ over het beeld rollen, het idee naar het NOS Journaal te hebben gekeken waarin een bloedserieuze Philip Freriks voorleest uit de Fabeltjeskrant.

Wouter Westerhof