Cabin in the Sky (1943)

Regie: Vincente Minnelli, Busby Berkeley | 94 minuten | fantasie, musical | Acteurs: Ethel Waters, Eddie ‘Rochester’ Anderson, Lena Horne, Louis Armstrong, Rex Ingram, Kenneth Spencer, John William Sublett, Oscar Polk, Mantan Moreland, Willie Best, Fletcher Rivers, Leon James Poke, Ford Washington Lee, Bill Bailey, Butterfly McQueen, Ruby Dandridge, Nick Stewart, Ernest Whitman, Duke Ellington

Swingende musical met een geheel zwarte cast, wat zeker in die tijd (1943) een zeer uitzonderlijke aangelegenheid was. De grote filmstudio’s durfden het eigenlijk niet aan om zwarte acteurs en actrices volwaardige rollen te geven in hun producties en vaak bleef hun bijdrage beperkt tot kleine bijrollen, vaak als muzikant of als huishoudelijke hulp. In dat opzicht is ‘Cabin in the Sky’ zeker opmerkelijk, al steekt ook hier regelmatig een nogal stereotiepe benadering van de Afro-Amerikanen zijn lelijke kop op. Waarschijnlijk is dit het beste waar de cast destijds op kon hopen.

‘Cabin in the Sky’ is losjes gebaseerd op de middeleeuwse legende van dr. Faust, die zijn ziel verkocht zou hebben aan de duivel. Grootheden als Christopher Marlowe en Goethe bewerkten het verhaal al in hun tijd – en dit is in zekere zin een modernere variant. Hier is het Little Joe Jackson (Eddie “Rochester” Anderson) die na zijn gewelddadige dood door de afgezant van God (Todd Duncan) en afgezant van de duivel (Rex Ingram) voor de keuze wordt gesteld: wil hij zijn ziel redden of deze voor eeuwig verkwanselen? De keuze tussen goed en kwaad wordt gepersonificeerd door zijn wettige echtgenote Petunia (Ethel Waters) en de verleidelijke Georgia Brown (Lena Horne). Little Joe krijgt zes maanden respijt om zijn leven te beteren, maar Ingram doet uiteraard zijn uiterste best om hem weer op het slechte pad te krijgen.

Ethel Waters en Rex Ingram speelden hun rollen reeds ook op het toneel. Het is echter Lena Horne die de show steelt in haar vertolking van minnares Georgia. Horne had een nog veel grotere carrière kunnen hebben, als ze honderd procent blank was geweest. Het is schandalig dat haar rollen in films vaak niets met het plot te maken hadden, zodat er er makkelijk uitgeknipt kon worden om de gevoelens in het zuiden van de Verenigde Staten tegemoet te komen. In die tijd waren de studio’s namelijk zeer huiverig voor de reacties in de zuidelijke staten, waar al tientallen jaren een vreselijk apartheidssysteem gold van segregatie tussen blank en zwart. Overigens moet hierbij aangetekend dat de maatschappelijke opvatting dat zwarte inwoners in allerlei opzichten inferieur waren aan blanken niet alleen tot het zuiden beperkt was, maar ook in overige staten een soort paternalistische houding ten opzichte van zwarte inwoners bestond, waar de zwarte artiesten decennialang tegen op moesten boksen. Hier heeft Hollywood ook zeker aan bijgedragen, door blanke acteurs in “blackface” op te laten treden en soms regelrecht racistische rollen op het doek te brengen. Horne, met haar licht getinte huid, kon zelfs niet eens de rol bemachtigen van een zwart meisje dat door kon gaan voor blank. Nee, een blanke actrice werd in haar plaats gecast en donker geschminkt. Zo bont maakt ‘Cabin in the Sky’ het echter niet – en de cast laat zich op alle fronten zijn beste kant zien.

Helaas ontsnapte Horne ook hier niet aan de schaar van de censor. Een scène waarin ze het lied “Ain’t it the Truth” vertolkt in een bubbelbad, sneuvelde bij de keuring omdat die als te gewaagd werd beschouwd. Gelukkig bleef de scène wel bewaard en was deze een paar jaar later alsnog in een korte film te zien.

Regisseur Vincente Minelli maakte hier zijn Hollywood-debuut, na een aantal successen in het theater (onder andere met Ethel Waters) en zou heel zijn carrière met musicals geassocieerd blijven. Twee van zijn latere werken, ‘An American in Paris’ uit 1951 en ‘Gigi’ uit 1958, wonnen de Oscar voor beste film. Zelf mocht hij voor die laatste film ook het beeldje voor beste regisseur in ontvangst nemen. Zijn vrouw Judy Garland en dochter Liza Minelli wonnen beiden ook een Oscar, wat nog altijd een unieke prestatie is in de annalen van de Academy Awards. Hoewel Minelli dus tamelijk onervaren was met het medium film – en de oorspronkelijke toneelopzet hier en daar nog wel doorschemert – weet hij toch een fraai eindresultaat neer te zetten. Dat neemt echter niet weg dat het plot flink wat gaten kent en de motivatie van de hoofdpersonen niet even helder is (waarom is Petunia bijvoorbeeld zo dol op Little Joe?). Er duikt zelfs een tornado op (waarbij MGM handig het beeldmateriaal van ‘The Wizard of Oz’ hergebruikte) die de regel van “geloofwaardigheid binnen de context” overtreedt.

Het meest valt te genieten van de muziek – geen musical kan zonder pakkende liedjes – van de componisten Vernon Duke (geboren: Vladimir Dukelksy) en John La Touche, die onder meer “Taking a Chance on Love” schreven. De muzikale bijdragen van Duke Ellington en Louis Armstrong vallen ook niet uit te vlakken, al heeft Satchmo (hier “de trompettist” genoemd) maar weinig te doen. Zijn solo-nummer – toevallig opnieuw “Ain’t it the Truth” – werd uit de film geknipt.

De film is ondanks de tekortkomingen zeker de moeite waard, maar het is vooral de geheel zwarte cast in een jaren 40 film die ‘Cabin in the Sky’ zo bijzonder maakt.

Hans Geurts