Glastonbury (2006)

Regie: Julien Temple | 138 minuten | muziek, documentaire | Met: Michael Eavis, David Bowie, Nick Cave, Morrissey, Joe Strummer, Ray Davies, David Gray, Björk, Radiohead, Coldplay, Pulp, Blur, Primal Scream, Massive Attack, Faithless, The Prodigy

Glastonbury is al eeuwen een trekpleister voor allerlei alternatievelingen. Rond deze plek bestaan al eeuwenlang religieuze mythes. Zelfs Jezus zou er geweest zijn. Sinds vijfendertig jaar komt er weer een nieuw golf alternatievelingen op Glastonbury af. Begin jaren zeventig werd hier het eerste muziekfestival gehouden, waar hippies en andere liefhebbers van alternatieve muziek op afkwamen.

Het festival vond plaats op het terrein van boer Michael Eavis, en dat is sindsdien zo gebleven. Eavis, die er uitziet als een koddige kabouter, blijkt een bevolgen organisator te zijn die het voor elkaar krijgt om een intussen immens festival nog altijd een vriendschappelijke ‘love and peace’-sfeer te geven. Dat daarbij heel wat hindernissen genomen zijn in de loop van het festival, maakt ‘Glastonbury’ wel duidelijk. Wat ooit begon als klein festival als reactie op Woodstock is verworden tot een megafestival met mega-acts. Ondertussen is de plattelandsgemeenschap het wel gewend, maar dat dit nog niet het geval was toen het festival begon, moge duidelijk zijn. Opeens kwamen allerlei hippies en ander onhygiënisch gespuis de vredige plattelandscultuur onveilig maken. Harde muziek, schaamteloos blote borsten, slapen in de greppel: het moet een schok geweest zijn voor de conservatieve gemeenschap. Behalve voor de immer glimlachende Eavis, het toonbeeld van goeiïgheid en tolerantie.

In loop der jaren wende de omgeving wel aan het festival, maar nieuwe problemen deden zich voor. Van de soms gewelddadige punkperiode in de jaren tachtig wat leidde tot problemen tussen organisatie en festivalgangers, tot veiligheidproblemen met bezoekers die zonder kaartje probeerden binnen te komen. Dat laatste probleem leidde uiteindelijk tot een groot hek om het festivalterrein heen, met ’s nachts patrouillerende bewakers. Critici menen dat het festival daarmee de ‘spirit’ van het eerste uur heeft verloren, maar veel bezoekers voelen zich juist weer veiliger en menen dat de sfeer beter is geworden.

Om nog maar niet te spreken van problemen met het drugsgebruik, waar Eavis vrij ontspannen mee lijkt om te gaan, of problemen met artiesten. Zo zien we memorabele beelden van Joe Strummer die op het grote podium camera’s in elkaar trapt, uit een protest tegen de verzakelijkte sfeer van het festival. Want het is wel duidelijk dat Glastonbury, ondanks diezelfde enthousiaste Eavis, ondertussen een commercieel en professioneel evenement is. Er is nog altijd ruimte voor vrolijke anarchie, maar even verderop is er ook de Smirnofftent, waar VIPs hun eigen feestje hebben.

Het mooie van ‘Glastonbury’ is dat het alle positieve en negatieve aspecten van Glastonbury toont. Het festival is een creatieve vrijplaats: iedereen kan zichzelf zijn, er wordt volop genoten van muziek, drank, drugs en sex. Het ene moment zie je feestende mensen, even later zie je hoe mensen van het festival worden weggestuurd omdat ze zich niet houden aan de regels. Toch blijft het algehele beeld een positief beeld: er heerst op Glastonbury een ongedwongen sfeer, en mensen komen er naartoe om een weekend lang in een roes van muziek en vrolijkheid te verkeren.

Wat ook mooi is aan de documentaire is dat ze aardig wat tijd een aandacht besteedt aan het belangrijkste onderdeel: de muziek. Optredens van onder andere Nick Cave, Morrissey en David Bowie zijn te zien, en daarnaast is er veel muziek te horen tijdens de scènes die gaan over alle grote en kleine bijzaken van het festival.

‘Glastonbury’ geeft zodoende een breed beeld van het festival. Niet alleen de hoofd- en bijzaken komen aan bod, maar er is ook gebruik gemaakt van allerlei soorten beelden. Beelden uit de diverse jaargangen komen kriskras door elkaar voorbij, beelden van filmmaker Julien Temple, van de organisatie, maar ook amateurbeelden van festivalgangers. Ze geven een mooi beeld van de vrolijke chaos die het festival is voor veel festivalgangers.

Nadeel is dat de film soms moeilijk verstaanbare passages bevat. De vrolijke Michael Eavis vertelt regelmatig grappige anecdotes, maar zonder ondertiteling verzanden die regelmatig in onverstaanbaar gegrinnik. De details ontgaan de niet-Engelse kijker daardoor wellicht zo nu en dan, maar het doet niets af aan de mooie sfeertekening die ‘Glastonbury’ is van een van de grootste en meest sfeerrijke festivals die de alternatieve popmuziek kent.

Daniël Brandsema