Steve Jobs: The Man in the Machine (2015)

Regie: Alex Gibney | 128 minuten | documentaire

Voor Alex Gibney kan een onderwerp niet controversieel genoeg zijn. De documentairemaker stelde diverse misstanden aan de kaart, en niet zonder succes. Met zijn film ‘Taxi to the Dark Side’ (2007) kaapte hij de Oscar voor beste documentaire voor de neus van onder anderen Michael Moore weg. Ook voor ‘Enron: The Smartest Guys in the Room’ (2005), over het misstanden bij energiebedrijf Enron, werd hij genomineerd en ‘Client 9: The Rise and Fall of Eliot Spitzer’ (2011), waarin uit de doeken wordt gedaan hoe een seksschandaal een vooraanstaande New Yorkse politicus de kop kostte, belandde op de shortlist. Daarnaast ontleedde Gibney de Scientologykerk (‘Going Clear: Scientology and the Prison of Belief’, 2015), Wikileaks (‘We Steal Secrets: The Story of Wikileaks’, 2013) en maakte hij ‘Mea Maxima Culpa: Silence in the House of God’ (2012) over de misbruikschandalen in de katholieke kerk. Gibney heeft er klaarblijkelijk een neus voor om verborgen zaken boven tafel te krijgen. In dat licht gezien is het opmerkelijk dat hij ‘Steve Jobs: The Man in the Machine’ (2015) maakte. Want scoops hoeft men – zeker niet zij die de technologische ontwikkelingen in het algemeen en die bij Apple in het bijzonder op de voet volgt – niet te verwachten.

Toch is deze documentaire over Steve Jobs een typische Gibney-film, beschouwend en kritisch. Hij begint op 5 oktober 2011, de sterfdatum van Jobs. Gibney, die zelf de voice-over verzorgt, verbaast zich erover dat zoveel mensen over de hele wereld rouwen om een man die ze nooit persoonlijk gekend hebben, maar die de verpersoonlijking is van onze collectieve liefde voor onze smartphones en laptops. Aan de hand van archiefbeelden gaat Gibney vervolgens terug naar de tijd waarin computers lompe, logge en kille apparaten waren, die je eerder angst inboezemden dan dat je er een liefdevolle band mee voelde. Jobs stelde het zich tot doel om machines te maken waar mensen wel van móesten houden en kreeg in zijn jonge jaren steun van Steve Wozniak. Jobs was de ondernemer met de rappe tong, Wozniak het technische brein. Samen zouden ze Apple oprichten, de rebelse, frisse tegenhanger van het tot dan toe heersende IBM, maar hun vriendschap was geen lang leven beschoren. Het feit dat Jobs de opbrengsten van hun vroegste klusjes niet helemaal eerlijk verdeeld zou daar weleens debet aan kunnen zijn.

Op chronologische wijze neemt Gibney ons vervolgens mee langs alle hoogtepunten in het leven van Steve Jobs: van het vroege successen van Apple met de MacIntosh, naar Jobs’ ontslag in 1985; van zijn oprichting van NeXT en Pixar tot zijn terugkeer bij Apple in 1997, waarna het bedrijf in rap tempo uitgroeide tot een van de meest toonaangevende en waardevolle ter wereld. Dat Jobs een uitzonderlijk visionair en technologisch pionier was en een uitgekiende ondernemer, die meermaals is uitgeroepen tot het ‘genie van onze generatie’, onderstreept ook Gibney. Interessanter vindt hij het om de rafelrandjes rond Jobs’ persoon te laten zien. Want die had hij behoorlijk veel. Daarbij laat hij voornamelijk oud-werknemers en andere voormalig betrokkenen aan het woord; mensen van het huidige Apple wilden klaarblijkelijk niet meewerken aan deze film. Zo zien we een tot tranen toe geroerde Bob Belleville, die uit de doeken doet hoe veeleisend en tiranniek Jobs kon zijn, en dat zijn werk bij Apple en de stress die daarmee gepaard ging hem zijn huwelijk en gezin kostte. Aan de hand van diverse voorbeelden schetst Gibney het beeld dat Jobs, die altijd beweerde niets om geld te geven, graaide waar hij graaien kon. En wee je gebeente als je wilde overstappen naar een concurrerend bedrijf: als een ware Godfather kon Jobs zijn medewerkers bang maken.

Gibney trekt het hele register open: van de misstanden in de Apple-fabrieken in China, tot zijn paranoïde reactie op een groep technologiereporters die per ongeluk een testmodel van de iPhone 4 in handen kregen. En zelfs zijn persoonlijke leven komt aan bod: zijn moeizame relatie met dochter Lisa (van wie hij lange tijd ontkende de biologische vader te zijn) en de vrouwen in zijn leven. Jobs was een man die het makkelijker vond om van machines te houden dan van mensen, zeker in de hectiek van Silicon Valley. Want, vernemen we van Lisa, die ene keer dat ze met hem mee was op zakenreis naar Japan, was hij eenmaal in een zen-boeddhistentempel dan bleek hij ook een heel andere kant te hebben. Maar die liet hij maar zelden zien. Gibney tracht de verschillende kanten van Steve Jobs te laten zien, maar de balans helt duidelijk over naar het negatieve: hij mocht dan geniaal zijn, erg aardig was hij niet. Maar wisten we dat niet allang? De filosofische insteek die de documentairemaker in deze met 127 minuten behoorlijk lange film stopt – dat we door onze afhankelijkheid van onze smartphones, tablets en laptops veranderen in geïsoleerde en sociaal en emotioneel gehandicapte zombies, is natuurlijk een schot voor open doel.  

‘Steve Jobs: The Man in the Machine’ is niet Gibneys meest verrassende, geïnspireerde of verbazingwekkende documentaire. Desalniettemin zien we ook hier onmiskenbaar zijn vakmanschap. Want of je hetgeen je verteld wordt nou eerder hebt gehoord of niet, deze film boeit van de eerste tot de laatste minuut. Net als zijn onderwerp.

Patricia Smagge

Waardering: 3.5

DVD-release: 2 december 2015