The Return of the King (1980)

Regie: Jules Bass, Arthur Rankin Jr. | 98 minuten | animatie, avontuur | Originele stemmencast: Orson Bean, Theodore Bikel, William Conrad, John Huston, Roddy McDowall, Theodore Gottlieb, Paul Frees, Don Messick, John Stephenson, Casey Kasem, Sonny Melendrez, Nellie Bellflower, Glenn Yarbrough

Het verhaal van ‘The Lord of the Rings’ van Tolkien eindigt uiteraard met ‘The Return of the King’. Maar in dit geval is niets minder waar. Op het eerste gezicht lijkt dit het vervolg op ‘The Lord of the Rings’ (1978) van regisseur Ralph Bakshi, maar ‘The Return of the King’ (1980) is eigenlijk het vervolg op ‘The Hobbit’ (1977). Regisseurs Jules Bass en Arthur Rankin Junior en schrijver Romeo Muller keren terug naar Middle Earth, maar hadden, net als Bilbo, deze last eigenlijk door moeten geven aan de volgende generatie.

Deze film vertelt het laatste deel van Frodo’s reis door Mordor om de Ene Ring te vernietigen en Sauron voorgoed te verslaan. Dat moest eigenlijk verfilmd worden als ‘The Hobbit 2’, alleen zou het deze keer gaan over Frodo (Orson Bean) in plaats van Bilbo (ook Orson Bean). Toch gaat ‘The Return of the King’ niet alleen over Frodo, maar ook over de andere hobbits, Gandalf de tovenaar (John Huston) en een zekere terugkerende koning, Aragorn (Theodore Bikel). Maar helaas begint de film in de finale. Of je de film nou bekijkt als losse film, als vervolg op ‘The Hobbit’ (1977) of hem voor jezelf aan ‘The Lord of the Rings’ (1978) hebt geplakt, deze film begint met het laatste gevecht in de gehele epos van Tolkien. Daardoor is de film per definitie onacceptabel. Het verhaal heeft daardoor namelijk geen begin, midden of einde. De film is alleen maar een finale en een finale is alleen maar interessant als zich daarvoor wat af heeft gespeeld. Mensen die al bekend zijn met het werk van Tolkien kunnen het wel volgen, maar als film op zich begaan Jules Bass, Arthur Rankin Junior en Romeo Muller hiermee een ware doodzonde. Verder kiezen de makers voor een verhalende vorm waarin Frodo vertelt hoe hij zijn avontuur heeft overleefd. Nieuwe kijkers weten dus meteen hoe de film afloopt. Een verbazingwekkende keuze waardoor alle spanning uit de film verdwijnt voordat deze überhaupt is begonnen.

Een verhaal heeft uiteraard personages nodig. De kijker kent wellicht Gandalf nog van ‘The Hobbit’ (1977), maar verder is alles en iedereen nieuw. Wie is eigenlijk die terugkerende koning, Aragorn? Wie is het hulpje van Frodo, Sam (Robby McDowall), eigenlijk? En waar komt deze Frodo eigenlijk vandaan? Waarom gaat het niet meer over Bilbo, terwijl de film wel begint met Bilbo? En waarom wordt deze nieuwe Frodo aangewezen als hoofdpersoon als we hem vervolgens twintig minuten lang niet te zien krijgen? De kijker krijgt geen antwoorden op deze vragen en tast dus de hele film in het duister. Dat probleem beperkt zich helaas niet alleen tot de personages. De film mist zo veel basisinformatie dat in sommige scènes woord voor woord moet worden uitgelegd wat zich voor de ogen van de kijker afspeelt. Iconische momenten worden wel verfilmd, maar missen enige impact of gewicht omdat de kijker alleen de conclusie meekrijgt. Het kan niet zo zijn dat de film veronderstelt dat de kijkers het onverfilmde deel scherp hebben, want dit is een televisiefilm voor alle leeftijden. Toch nog één vraag over de personages: waar zijn Legolas en Gimli? In deze film bestaat het dynamische duo niet.

Jules Bass en Arthur Rankin Junior brachten ook de stemacteurs, muziek en animatiestijl van ‘The Hobbit’ (1977) terug. Die waren voor een kinderfilm aandoenlijk, maar voor een verhaal als ‘The Return of the King’ zeker niet. Het stemwerk creëert wederom een vreemde afstand tussen beeld en geluid, en de muziek (die zichzelf tot in den treure herhaalt) is op één enkele uitzondering na een smet op de film. Een leuke bijkomstigheid is wel dat de Heer van de Nazgûl (John Stephenson) klinkt als Skeletor. Ook de schrikbarende snelheid waarmee ‘The Hobbit’ door het verhaal racete is terug, maar de keuzes die dit keer met het verhaal worden gemaakt zijn minder sterk. Terwijl ‘The Hobbit’ het op de juiste momenten nauw nam met het originele verhaal, neemt ‘The Return of the King’ (1980) het op vreemde momenten verstikkend letterlijk. In sommige aspecten kan dat prettig zijn, zoals de dialogen, maar het verhaal beginnen met een uitgebreid segment waarin de hoofdpersoon afwezig is, doet alleen maar meer afbreuk aan het verhaal.

Omdat de film begint in de finale, is het lastig om te zeggen dat er echt een verhaal is verteld gedurende de film. Daardoor ontlokt het einde van de film geen triomfantelijk gevoel, maar vooral verwarring, wat wellicht beter is dan de voorafgaande verveling of afgunst. Dat geldt voor kijkers die de film los kijken, maar ook voor kijkers die ‘The Hobbit’ (1977) en ‘The Lord of the Rings’ (1978) hebben gekeken. Waar die films nog leuke of interessante aspecten hebben, faalt ‘The Return of the King’ (1980) op vrijwel alle fronten. De overige films uit deze officieuze trilogie kunnen een publiek vinden waar ze gewaardeerd worden, maar ‘The Return of the King’ had meteen in de Doemberg gegooid mogen worden.

Sam van Zuilen

Waardering: 1