The Roaring Twenties (1939)
Regie: Raoul Walsh | 104 minuten | drama, thriller, misdaad | Acteurs: James Cagney, Priscilla Lane, Humphrey Bogart, Gladys George, Jeffrey Lynn, Frank McHugh, Paul Kelly, Elisabeth Risdon, Edward Keane, Joe Sawyer, Joseph Crehan, George Meeker, John Hamilton, Robert Elliott, Eddy Chandler, Abner Biberman, Vera Lewis, John Deering, Eddie Acuff, Murray Alper, Raymond Bailey, Brooks Benedict, James Blaine, Wade Boteler, Harry C. Bradley, Al Bridge, Paul Bryar, Nat Carr, Glen Cavender, Clay Clement, Ann Codee, James Conaty
Het gangstergenre beleefde in de jaren dertig zijn hoogtijdagen in Hollywood. Films als ‘The Public Enemy’ (1931), ‘Scarface: The Shame of a Nation’ (1932) en ‘Angels with Dirty Faces’ (1938) zette het wereldje van de gangsters op de kaart en maakten van acteurs als Edward G. Robinson en James Cagney een ster. Hoewel de films in de jaren dertig werden gemaakt, speelden de verhalen zich vaak een decennium eerder af, tijdens de roaring twenties. In deze jaren zo net na de Eerste Wereldoorlog, was armoede en werkloosheid troef en werd als klap op de vuurpijl ook nog eens de alcohol verboden. Het bleek een ideale voedingsbodem voor kleine criminelen, die zonder al te veel moeite wisten uit te groeien tot notoire gangsters. Misdaadverslaggever Mark Hellinger maakte die ontwikkeling van dichtbij mee en schreef er het boek ‘The World Moves On’ over. Zijn memoires werden als basis genomen voor de film ‘The Roaring Twenties’ (1939).
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog keert Eddie Bartlet (James Cagney) terug naar New York. Hij is zonder kleerscheuren door de strijd gekomen, maar eenmaal thuis blijkt Amerika niet meer wat het geweest is. Zijn oude baan als automonteur is aan een ander vergeven en andere baantjes ligt niet voor het oprapen. Zijn beste vriend Danny Green (Frank McHugh) laat hem af en toe wat verdienen door zijn taxi aan hem uit te lenen, maar Eddie wil meer uit het leven halen. Als de drooglegging wordt ingevoerd ziet hij zijn kans schoon. Met de illegale verkoop van drank aan clandestiene nachtclubs (speakeasies) valt natuurlijk veel meer geld te verdienen. Het taxibedrijf dat hij is gestart met advocaat Lloyd Hart (Jeffrey Lynn), die hij nog kende uit het leger, dient als dekmantel. Eddies invloed groeit met de dag. Het grove werk laat hij opknappen door de bikkelharde George Hally (Humphrey Bogart), die hij eveneens nog kent uit zijn tijd in het leger. Juist hij luidt uiteindelijk de ondergang in van Eddies illegale drankimperium. De brave Lloyd Hart haakt af en neemt en passant nachtclubzangeresje Jean Sherman (Priscilla Lane) mee, tot groot verdriet van de tot over zijn oren verliefde Eddie. Als er dan ook nog een einde dreigt te komen aan de drooglegging, stort zijn wereld volledig in elkaar.
James Cagney was gedurende de jaren dertig de personificatie van de filmgangster. Wie een crimineel nodig had, benaderde hem. Op een gegeven moment was de acteur die typecasting zó zat, dat hij het vertikte om nog eens een gangster te spelen. Toch kreeg regisseur Raoul Walsh Cagney zo ver dat hij voor ‘The Roaring Twenties’ nog één keer in de huid van een crimineel wilde kruipen. Waarschijnlijk heeft het meegespeeld dat zijn personage Eddie Bartlett tegen wil en dank in het criminele milieu terecht is gekomen. Als oorlogsheld had hij op wel wat meer bijval gerekend bij zijn thuiskomst, maar dat valt vies tegen. Als hij dan ook nog eens onschuldig achter de tralies belandt, verliest hij volledig zijn vertrouwen in de Amerikaanse maatschappij. Bartlett is ook geen bikkelharde gangster, die er niet voor terugdeinst geweld te gebruiken, in tegenstelling tot George Hally. Het kost Eddie zichtbaar moeite het heft in eigen hand te nemen. Eigenlijk wil hij alleen maar een rustig leven, met een simpele baan als automonteur en de mooie Jean aan zijn zijde. Des te tragischer is het verloop van deze film, die in Amerika wel eens het pessimistische broertje van Frank Capra’s ‘It’s a Wonderful Life’ (1946) wordt genoemd.
Toegegeven, het scheelt dat de rol van Eddie Bartlett tot in de puntjes is uitgewerkt. Maar alleen een briljant acteur als James Cagney weet zijn personage nog nét dat beetje extra mee te geven waardoor hij levensecht wordt. Ook Gladys George geeft in haar ondergeschikte rol als Panama Smith, de gastvrouw in de nachtclub, een memorabele performance. Ze legt probleemloos haar onbeantwoorde, vurige verlangen naar Eddie bloot en cijfert zichzelf daardoor volledig weg. George geeft perfect uiting aan verdrongen emoties van een onbeantwoorde liefde, gevoelens die de meeste kijkers maar al te bekend voor zullen komen. Humphrey Bogart, in 1939 nog niet de grote ster die hij enkele jaren later zou worden, speelt nu eens niet de stoere anti-held maar de keiharde en onbetrouwbare compagnon tegen wil een dank. Een rol die eigenlijk té eendimensionaal is voor Bogie, hij hoeft zich nauwelijks in te spannen. Lynn en Lane zijn degelijk maar zeker niet meer dan dat. Bovendien kom je als kijker maar weinig over hen te weten. Wat cinematografie en muziek betreft is ‘The Roaring Twenties’ wat gewoontjes, al getuigt het gebruik van de krantenkoppen en daarmee gepaard gaande voice-over – twee jaar vóór ‘Citizen Kane’ (1941) – zeker wél van enige originaliteit.
‘The Roaring Twenties’ is voor de liefhebbers van de klassieker gangsterfilm zeker verplichte kost. James Cagney speelt een van zijn meest menselijke personages – vergelijk Eddie Bartlett bijvoorbeeld eens met de psychopaat Cody Jarrett in het eveneens door Walsh geregisseerde ‘White Heat’ (1949) – uit zijn carrière. Het is vooral zijn bijdrage die de film bijzonder maakt. De spetterende finale van ‘The Roaring Twenties’ is een absoluut hoogtepunt en vormt een mooie slotapotheose van een decennium vol gangsterfilms. Het zou tien jaar duren voordat Cagney zich voor ‘White Heat’ – opnieuw door Walsh – over liet halen om voor de allerlaatste keer in de huid van een gangster te kruipen. ‘The Roaring Twenties’ is misschien niet zo’n spectaculaire film als zijn opvolger ‘White Heat’, maar zeker zo intrigerend.
Patricia Smagge