We Feed the World (2005)

Regie: Erwin Wagenhofer | 96 minuten | documentaire

Op het documentairefestival IDFA 2005 waren twee Oostenrijkse films te zien die nauw aan elkaar verwant waren. Unser Täglich Brot (winnaar speciale juryprijs) volgde zonder commentaar de productieprocessen van een aantal voedingsmiddelen. In We Feed the World van Erwin Wagenhofer zien we niet alleen de beelden van deze processen maar horen we ook het commentaar van deskundigen en betrokkenen. Het levert een verbijsterende film op.

Het meest onthutsend zijn uiteraard de beelden. De miljoenen tomaten in Zuid Spanje en de uitgestrekte gebieden in Brazilië, waar het tropisch regenwoud heeft moeten wijken voor sojavelden. Deze soja wordt dan weer niet gebruikt voor menselijke consumptie maar voor die van pluimvee. Ten slotte zien we ook de lijdensweg van een ei dat de pech had kuiken te worden. Met duizenden tegelijk worden de kuikens via lopende banden in dozen gekwakt, naar loodsen gereden en na acht weken gaat het dan weer naar de slachtfabriek.

Maar niet alleen de beelden zijn onthutsend, ook de woorden zijn dat. We horen dat de slachtfabriek het duizelingwekkend aantal van 50.000 kuikens per dag ombrengt. We leren dat het verse overtollige brood dat in Wenen dagelijks wordt weggegooid genoeg is om een middelgrote stad mee te voeden en dat Europees gesubsidieerd fruit het prima doet op de Afrikaanse markt. Maar de meest angstaanjagende woorden komen van de hoogste baas van Nestlé. Volgens hem staat er nergens geschreven dat ieder mens recht heeft op water. Daarom zou water als gewone marktwaar gezien moeten worden en daar hoort dan ook een prijskaartje aan te hangen.

Door dergelijke uitspraken te laten volgen door een beeldenstroom van massale voedselproductie, krijgt deze film bijna iets profetisch. We Feed the World is dan niet eens meer een aanklacht tegen de voedingsindustrie, maar lijkt eerder de val van het economisch liberalisme aan te kondigen. En of dat een optimistische of pessimistische visie is, mag iedere kijker zelf uitmaken.

Henny Wouters