Adam (2009)

Regie: Max Mayer | 99 minuten | drama | Acteurs: Hugh Dancy, Rose Byrne, Peter Gallagher, Amy Irving, Frankie Faison, Mark Linn-Baker, Haviland Morris, Adam LeFevre, Mike Hodge, Peter O’Hara, John Rothman, Terry Walters, Susan Porro, Maddie Corman, Jeff Hiller, Steffany Huckaby, Karina Arroyave, Mark Doherty, Tom Levanti, Ursula Abbott, Luka Kain, Brooke Johnston, Lonnie McCullough, Tyler Poelle, Andrew Patrick Ralston, Torsten N. Hillhouse, Bill Dawes, Hunter Reid

Kleine, sympathieke film die op een realistische manier de problemen neerzet die gepaard gaat met het syndroom van Asperger. Hier en daar iets te opvoedend van toon, maar als grootste pluspunten het fantastische spel van de hoofdrolspelers. Een conventionele romantische komedie is het niet bepaald, waarin alle genreregels gevolgd worden: vrouw ontmoet leuke man, ze voelen zich tot elkaar aangetrokken, er ontstaat iets, dan volgt er een verwijdering (door een misverstand of probleem) en uiteindelijk komen ze weer bij elkaar. Hier is een geloofwaardiger pad gekozen, juist omdat de aandoening van Adam (Hugh Dancy) te ernstig is om lichtvoetig overheen te stappen in een luchtige, frivole rom-com. De film is gebaseerd op een script van regisseur Mayer, die hiermee zijn tweede speelfilm aflevert.

Het knappe van het scenario en het acteerwerk is dat Adam medeleven oproept, maar geen medelijden. Hij is zeker niet “zielig” en de film wordt nergens sentimenteel. Het syndroom van Asperger houdt kort gezegd in dat er sprake is van een ontwikkelingsstoornis, die de sociale interactie moeilijk maakt. Er zijn verschillende gradaties en typen, maar Adam kan niet goed inschatten wat andere mensen voelen en neemt alles wat ze zeggen letterlijk. Zo kan hij grapjes moeilijk duiden en weet hij niet wat “conventionele” omgangsvormen zijn in gesprekken. Hierdoor lijkt hij voor anderen buitengewoon bot of ongeïnteresseerd uit de hoek over te komen of kan hij juist oeverloos doorgaan over één onderwerp dat hem boeit.

Zowel Dancy als Rose Byrne als Beth Buchwald, die in Adams appartementencomplex komt wonen, spelen de sterren van de hemel. Bijna letterlijk ook in dit geval, want Adam is een expert op het gebied van astronomie en gefascineerd door het heelal. Dancy leunt niet op gekke maniertjes zoals tics om zijn personage neer te zetten en Byrne – hoewel haar Beth wel wat traag van begrip is – is overtuigend als de lerares die zich onwillekeurig tot de ietwat eigenaardige bovenbuurman aangetrokken voelt. Ze is vooral met zichzelf bezig en met de dreigende rechtszaak tegen haar vader Marty (Peter Gallagher) en leert hier langzaam bij beetje ook zichzelf openstellen voor een ander. De sfeervolle muziek van Christopher Lennertz, ondersteund door prima nummers van Joshua Radin en “The Weepies”, sluiten nauw aan bij het licht melancholieke gevoel dat ‘Adam’ oproept. Een aantal montagescènes, waarin Adam bijles krijgt van Beth hoe hij zich in gezelschap moet gedragen en hoe hij moet solliciteren voor een nieuwe baan, zijn subtiel uitgewerkt en heel sterk geacteerd. Nog een extra lof is overigens dat het geen moment in de kijker opkomt dat Dancy en Byrne helemaal niet Amerikaans zijn, maar respectievelijk Brits en Australisch, want er is bij geen van beiden een spoor van een accent te bespeuren.

Hoewel de ontluikende relatie tussen Adam en Beth centraal staat – met de nadruk op de obstakels die Adams beperking met zich meebrengt, is er een substantieel deel van het verhaal ingeruimd voor de juridische sores van Beth’s ouders, vertolkt door de al genoemde Gallagher en Amy Irving. Beiden zetten geloofwaardige en goedbedoelende personages neer, maar hier lijkt Mayer soms teveel met twee films in zijn hoofd te hebben gezeten. Wat nu precies het doel en het belang is van dit substantiële subplot, wordt niet helemaal duidelijk. Verder heeft Frankie Faison een aimabele bijrol als Harlan, een vriend van Adams vader die Adam met raad en daad bijstaat. En voor wie het zich afvraagt waarom het gezicht van Adams baas zo bekend lijkt, het is Mark Linn-Baker, in Nederland vooral bekend als neef Larry in “Perfect Strangers”.

Ook laat Mayer de teugels hier en daar iets te veel vieren en gaat het charmante verhaal ten koste van de neiging om het publiek zo veel mogelijk over Asperger’s te vertellen en hoe je daarmee zou om moeten gaan. Gelukkig weet hij de film telkens wel weer terug te sturen op het juiste pad. Het positieve punt daaraan is dat je zo nog eens wat leert, maar een tandje minder had ‘Adam’ tot een nòg betere film gemaakt.

Hans Geurts