Horror in the East (2001)

Regie: Laurence Rees | 100 minuten | drama, oorlog, documentaire

De interessante maar rillingen opwekkende documentaire ‘Horror in the East’ probeert zijn licht te laten schijnen op het hoe en waarom van de gruweldaden van de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog, en laat eens temeer de vraag naar de oppervlakte komen wat er voor nodig is om een mens zijn soortgenoten als beesten te behandelen. “Menselijkheid” en “beschaving” zijn termen die onder de “juiste” omstandigheden niet meer blijken te zijn dan idealistische verzinsels. Mensen blijven beesten, waarbij overlevingsinstincten en behoud van eer en eigenwaarde alle andere overwegingen blijken te verdringen.

Het zijn geen Palestijnse zelfmoordenaars of Israëlische soldaten. Geen oorlogszuchtige Amerikanen. Of de door Mel Gibson zo onflatteus belichte Maya’s. De nazi’s hadden ook geen alleenrecht op gruweldaden, al wil men graag geloven dat Hitler de Duivel zelf was en dat de mensen die zijn bevelen opvolgden of de andere kant opkeken dom en gevoelloos waren. Het hangt ook niet van één bepaald geloof af of mensen gaan haten en moorden. Uit de naam van praktisch iedere natie en ieder geloof zijn er onvoorstelbare wreedheden gepleegd. De documentaire ‘Horror in the East’ laat een – op dit gebied – inktzwarte bladzijde uit de Japanse geschiedenis zien.

De documentaire begint met het vestigen van de juiste context en de reikwijdte van de film. Het is niet de bedoeling om de Japanners zwart te maken, maar om na te gaan waarom de Japanse soldaten zich juist tijdens de Tweede Wereldoorlog zo immoreel en extreem gedroegen ten opzichte van de vijanden, krijgsgevangen, en zelfs onschuldige burgers. In de Eerste Wereldoorlog, zo blijkt, waren ze namelijk erg beschaafd ten opzichte van hun gevangen en waren de banden met het Westen eervol. Dit verandert eigenlijk vanaf het moment dat Japan uit de volkenbond met het Westen stapt, nadat hun expansieplannen zijn afgekeurd. Aangezien de Britten, Fransen, Amerikanen, en Nederlanders zelf ook vele koloniën in de omgeving mochten aanhouden, werd dit oordeel beschouwd als hypocriet. En zodoende begonnen de Japanners met het veroveren van delen van China, waaronder de toenmalige hoofdstad Nanking.

Liefde – of angst – voor keizer Hirohito zorgde daarbij voor de drijvende kracht. Vervolgens waren de expliciete afscheiding van het Westen, de economische crisis, en de veroveringsdrang van het Japanse leger genoeg om vroegere erecodes vaarwel te zeggen. In de naam van keizer en vaderland lieten de soldaten zich op brute wijze disciplineren en gedroegen ze zich zelf nog veel verwerpelijker tegenover hun vijanden en de inwoners van de door hen veroverde gebieden. Krijgsgevangen werden tijdens zware tochten gewoon doodgeschoten en onschuldige Chinese burgers verkracht, mishandeld, en vermoord. In totaal zijn er miljoenen Chinezen omgekomen.

Hoe kan een denkend, voelend mens zoiets doen? In dit geval bestaan dit soort beslissingen uit twee belangrijke elementen. Enerzijds is er het idee dat alles direct in opdracht van de keizer gebeurt, over wie men de Japanse burgers en soldaten heeft wijsgemaakt dat hij een levende God is. Anderzijds worden de soldaten zodanig gehersenspoeld dat ze hun tegenstanders niet meer als mensen beschouwen. Chinezen waren inferieur, als beesten. En men geloofde het. De Japanse legerleiding verschilde in dat opzicht weinig van de nazi’s met hun Übermensch-gedachten. Het is dan ook niet verrassend dat Duitsland en Japan in die periode een verbond aangingen.

De Japanners zijn hierin echter niet uniek. De Amerikanen dachten op hun beurt precies hetzelfde over de Japanners. Ze beschouwden hen als een sub-menselijk ras en vonden dat de enige goede “Jap” een dode Jap was. Natuurlijk is het deels een reactie op de reputatie die de Japanners toen hadden opgebouwd, maar het is ook makkelijker om iemand te doden als je diegene niet als menselijk ziet. En de wreedheden kwamen echt van beide kanten. Zo hadden Amerikaanse soldaten een vermakelijk spel waarbij ze de schedels van dode Japanners insloegen en hun gouden tanden uit hun monden trokken, om deze vervolgens als trofeeën te bewaren in een tasje om hun middel.

Niet alleen de Japanse soldaten werden ingezet: ook de burgers, waaronder vrouwen en kinderen werden aangemoedigd om te sterven voor de Goddelijke keizer. Dit leidde onder andere tot mannen en vrouwen die, met kind en al, van kliffen afsprongen om gevangenneming te voorkomen. In de documentaire komt ook een man aan het woord die als zestien jarige jongen zo ver ging dat hij zijn eigen moeder wurgde en haar hoofd insloeg met een steen. Allemaal om de keizer en het vaderland niet te schande te maken. En dan zijn er natuurlijk de beroemde kamikaze zelfmoordpiloten die zich massaal – en zogenaamd vrijwillig en met heel hun hart – in vijandelijke vliegdekschepen en stellingen stortten. Als ze dit zouden doen, dan zouden ze door de keizer geëerd worden en als helden worden begroet en onthaald in het hiernamaals. Dat klinkt bekend. Het is huiveringwekkend te zien dat een mens zichzelf zo vergaand kan, of wil, laten hersenspoelen dat hij bereid is onmenselijke handelingen te verrichten.

Het is altijd weer moeilijk om te zien en te realiseren waartoe de mens in staat is, maar dit soort documentaires geeft wel een fascinerende kijk in de menselijke psyche en zijn sociologie. En filmmaker en historicus Laurence Rees is secuur, to-the-point, en niet onnodig demoniserend in zijn document van deze Japanse misstanden. ‘Horror in the East’ is andermaal een getuigenis van het menselijk kwaad en de machinaties die dit kunnen oproepen. Als de gehele wereldbevolking toch eens zijn voordeel met dit soort kennis zou kunnen – of willen – doen. Zodat het mantra “nooit weer” ooit eens een keer bewaarheid zou kunnen worden…

Bart Rietvink