Fist of Fury – Jing wu men (1972)

Regie: Wei Lo | 110 minuten | actie | Acteurs: Bruce Lee, Nora Miao, James Teen, Maria Yi, Robert Baker, Riki Hashimoto, Fu Ching Chen, Ping-Ao Wei

Japanners komen er in de Chinese Kungfufilms vaak slecht vanaf. Op zijn best worden ze neergezet als sukkels, op zijn slechts als kwade overheersers. In ‘Fist of Fury’ zijn de Japanners de bezetters van Sjanghai en doen ze er alles aan om de Chinezen het leven zuur te maken. Zo is toegang tot het park verboden voor honden en Chinezen. Buitenlandse honden mogen echter wel naar binnen en de Japanners vinden er plezier in de Chinezen uit te dagen om te kruipen als een Japanse hond om een kijkje binnen te kunnen nemen.

De film vertelt het verhaal van Chen, die na een verblijf elders, terugkomt op de dag dat zijn leermeester begraven wordt. Deze is onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Chen is hevig onder indruk van het geheel en een intimidatie van leden van de Japanse Bushido-school op de plechtigheid ter nagedachtenis van de leermeester doet hem ontvlammen. Helaas is het voor hem als leerling van de Jing Mo-school nadrukkelijk níet de bedoeling om je te verlagen tot een ordinair gevecht. De meester had tenslotte geleerd, dat de vechtkunst ten doel had het lichaam en de geest te versterken; niet vechten, maar verbroederen was het credo. Helaas voor de meester kan Chen het niet verkroppen dat een stelletje Japanners op een begrafenis met een bord aankomt waarop China als ‘de zieke man van Azië’ betiteld wordt.

Dus tegen de regels van de meester in, maar geheel volgens de regels van het Kungfu genre, gaat Chen in zijn eentje naar de Bushido-school en laat hij even zien hoe echt gevochten moet worden. Een welgemeend ‘Wij Chinezen zijn niet ziek’ wordt aan deze les toegevoegd. De Japanners laten zich niet kennen en besluiten een bezoekje te brengen aan de Jing Mo-school. Daarbij tonen ze zich laffe vechters en tot overmaat van ramp ontheiligen ze het altaar van de meester. De vredelievende Jing Mo-meester geeft Chen de schuld van deze ravage: hij had geen rotzooi moeten trappen. Zijn broeders willen hem echter niet uitleveren, dus raden ze Chen aan Sjanghai te verlaten. Maar Chen heeft genoeg van het vredelievende geneuzel… Hij wil alleen nog maar wraak, zeker wanneer hij erachter komt dat de meester vergiftigd is.

Het komt natuurlijk niet echt als een verrassing, dat de Japanners achter deze moord zitten. Iedere stap die Chen dichter bij de daders komt, levert een nieuw lijk aan Japanse zijde op. Zodoende krijgt hij naast de Bushido-aanhangers ook nog eens de politie achter zich aan. Hoewel de politiecommissaris aangeeft dat hij te vertrouwen is, staat hij wel in dienst van de Japanners en is hij dus per definitie een foute baas. Maar nog niet zo fout als Wu (Ping-Ao Wei), het hulpje van de Bushido-meester Suzuki (Riki Hashimoto), die de rol speelt van de ultieme collaborateur. Wanneer Chen met deze onmensen afgerekend heeft, staat de grootste uitdaging van zijn leven hem nog te wachten. Terug in zijn school ontdekt hij namelijk dat de Japanners hun eerste slachtpartij nog eens dunnetjes over gedaan hebben. De – uiteraard onrechtvaardige – Japanse consul en de politie zijn aanwezig en proberen Chen te overtuigen zich aan te geven. Om zijn school te redden doet deze ridderlijke held dit en offert hij zich op in al zijn goedheid, maar ook in al zijn wraaklustigheid.

Hoewel de vechtscènes zeer goed zijn – het is tenslotte Bruce Lee die aan het werk is – gaan de bijna propagandistische onderdelen en de rassenkwesties van de film tegenstaan. Niet alleen bij de kijker, maar ook bij Bruce Lee zelf, die na deze film nooit meer samen wilde werken met regisseur Wei Lo. ‘Fist of Fury’ lijkt ook een dubieuze moraal te herbergen: met vredelievendheid kom je nergens, maar wraak nemen leidt ook tot ellende. Wraak lijkt dan ook meer dan zomaar een oppervlakkig thema te zijn in deze film. De regisseur neemt wraak voor alle misstanden die de Japanners de Chinezen aangedaan hebben. Zulke gevoelens zijn niet onbegrijpelijk, maar drukken wel een zwaar stempel op de film. Dat wordt niet zomaar goed gemaakt door de meer dan briljante scènes met de ‘ninchakus’.

Boudewijn de Boe

Waardering: 3

Bioscooprelease: 30 mei 1973