Hacksaw Ridge (2016)

Recensie Hacksaw Ridge CinemagazineRegie: Mel Gibson | 138 minuten | biografie, drama, geschiedenis, oorlog | Acteurs: Andrew Garfield, Teresa Palmer, Vince Vaughn, Sam Worthington, Hugo Weaving, Rachel Griffiths, Luke Bracey, Richard Pyros, Jacob Warner, Milo Gibson, Darcy Bryce, Roman Guerriero, James Lugton, Kasia Stelmach, Jarin Towney, Tim McGarry, Tyler Coppin, Nathaniel Buzolic

‘Reb’ Tevye heeft het moeilijk wanneer hij in ‘Fiddler on the Roof’ (Norman Jewison, 1971) huwelijkskandidaten voor zijn dochters moet beoordelen. ‘Aan de ene kant werkt hij hard, maar aan de andere kant heeft hij niets. Maar aan de andere kant kan het alleen maar beter gaan. Aan de andere kant…’ Het recenseren van ‘Hacksaw Ridge’ gaat ongeveer net zo. Op veel momenten is het een spannende, inspirerende film. Maar tegelijkertijd wringen er verschillende aspecten van de film, vaak als keerzijde van diezelfde mooie momenten. Toch slaat de balans uiteindelijk overduidelijk naar de goede kant over, deels door het effectieve acteerwerk van Andrew Garfield, deels door de ongelooflijke gebeurtenissen in dit waar gebeurde verhaal, en deels door Gibsons vakmanschap in het regisseren van overzichtelijke, meeslepende actiescènes en het opwekken van sympathie en ontzag voor zijn hoofdpersonage.

Geen geweldsorgie
Het was even afwachten waar Mel Gibson als regisseur mee zou komen, tien jaar na zijn laatste wapenfeit ‘Apocalypto’, twaalf jaar na het controversiële ‘The Passion of the Christ’ en natuurlijk na al zijn beruchte publieke uitlatingen en aanvaringen. Iedereen zat bij de aankondiging van zijn nieuwe film vast al klaar om in zijn pen te klimmen en geen spaander heel te laten van ‘weirdo’ Gibson. De titel ‘Hacksaw Ridge’ beloofde in ieder geval al weinig subtiliteit. En laat dat nou precies zijn wat de eerste helft van de film biedt. Dat wil zeggen, het blijkt – in eerste instantie – geen botte geweldsorgie te zijn, puur gericht op sensatie en het ‘genieten’ van gruwelen. Op andere vlakken kun je deze gedeeltes wel beschuldigen van het hakken met het botte bijltje; of het schetsen met grove pennenstreken, zo je wilt. Maar het is in ieder geval verfrissend om te zien dat het niet (meteen) een bloederig schouwspel is.

Wijdogige optimist
Het is duidelijk Gibsons bedoeling om in dat eerste gedeelte van de film voldoende sympathie op te wekken voor Desmond Doss (Andrew Garfield) en enerzijds zijn sterke overtuiging te doordrenken van menselijkheid en hem anderzijds een lichtend voorbeeld voor ons allemaal te laten zijn. Dit lukt op zich heel aardig, al slaat het wel bijna door naar de andere kant en wordt het allemaal wat te lieflijk en naïef. Andrew Garfield speelt Doss, grotendeels als een wijdogige, rechtschapen optimist. Maar het is ook een beetje een simpele ziel die niet lijkt te weten hoe de wereld werkt; of de liefde, zo blijkt door zijn klungelige versierpogingen richting een verpleegster (Teresa Palmer). Het is dat je weet dat het verhaal op waarheid gebaseerd is, anders zou je het afdoen als een sprookje. Want uiteraard weet hij het hart van de verpleegster – in een serie zoete scènes – te veroveren.

Gunfactor
Maar wanneer hij – tijdens een date – in de bioscoop een nieuwsfilmpje ziet over de Hitler en de nazi’s, ontdekt hij de andere missie in zijn leven: dienen in het leger, om de vijand te verslaan en zijn kameraden te helpen. Het enige probleem: zijn geloof en overtuiging staan niet toe dat hij een (vuur)wapen aanraakt, toch wel een vereiste in het leger of in ieder geval de training in militaire dienst. Zou je denken, tenminste. Het plan van Doss is om te dienen als hospik, zodat hij geen leven hoeft te nemen maar juist levens kan redden. En temidden van het ultragewelddadige ‘theater’ dat oorlog heet. Dan moet er toch een steekje aan je los zijn. Maar Gibson en Andrew Garfield slagen er – ‘aan de andere kant’ – in de kijker volledig aan hun zijde te krijgen wat dat betreft. Nee, de anderen zijn onredelijk om van hem te eisen een wapen te dragen en Doss moet geprezen worden voor zijn moed. Door de kunde van Doss bij een geïmproviseerde verbinding van een beenwond na een auto-ongeval, geloof je dat hij het in zich heeft, en Garfield weet zijn overtuiging en doorzettingsvermogen goed genoeg te verkopen. Bovendien wil je hem ook gewoon zien slagen, als underdog, tegen alle verwachtingen in en gun je het hem vanwege zijn sympathieke inborst. Kortom, dit begin van de film mag simpel zijn, het wérkt wel.

Er wordt natuurlijk wel geprobeerd hem weg te pesten, onder andere door drilsergeant Vince Vaughn, als ieder ander soortgelijk personage schatplichtig (en minderwaardig) aan de beroemde drilscènes in ‘Full Metal Jacket’. Maar uiteraard blijft Doss standvastig en mag hij toch nog – besloten in zo’n typische, theatrale rechtbankscène – meevechten in de oorlog; zonder te vechten dus… Je verzint het niet. En dan is het eindelijk tijd voor de momenten waar alles om te doen was: de slag om ‘Hacksaw Ridge’, een schier onneembare klif bij Okinawa. En het is hier waar Gibson – wiens vingers ongetwijfeld gejeukt moeten hebben – alle registers opentrekt.

Indrukwekkend
De beelden zijn vaak indrukwekkend en de belegeringen spannend, zoals bijvoorbeeld de aanblik van de loodrecht steile klif die geslecht moet worden met behulp van een klimnet, of de intense, langzame aanval op een nauwelijks te benaderen bunker een eindje verderop. Je wordt als kijker heel goed deelgenoot gemaakt van de ervaringen van de soldaten, dan weer naast ze liggend in een loopgraaf, en even later zicht krijgend op het grotere slagveld via heldere visualisaties van de strategie van beide partijen. Het is zo intens zoals je van een oorlogsfilm mag verwachten. En meer.

Dubieus spektakel
En dat ‘meer’ is waar de twijfels weer opspelen. Want, ja, oorlog is gruwelijk, en er zal van alles te zien zijn geweest en zijn gebeurd wat het daglicht niet kan verdragen, maar moet je dit ook allemaal tonen? Gibson schroomt hier in ieder geval geenszins voor. Redelijk lang kun je hem hierin nog het voordeel van de twijfel geven; ok, je struikelt daar nu eenmaal ongetwijfeld over schedels, ratten die lichamen aanvreten, ingewanden, en halve soldaten die nog blijken te leven. Maar zodra zo’n doodgewaand lichaam zich als in een horrorfilm schreeuwend opricht, de slachtoffers van een vlammenwerper lekker lang doorbrandend in beeld blijven, en iemand een karkas van een recent slachtoffer als schild voor zich houdt en wild schietend naar voren rent, overspeelt Gibson zijn hand en lijkt het even alsof je in een andere film bent beland. Het is ook de manier waarop je een en ander in beeld brengt. Dit kun je sober doen, maar Gibson houdt duidelijk meer van spektakel, wat in een oorlogsfilm niet altijd de beste keuze is.

Brok in de keel
Maar wie weet vond Gibson dit wel nodig om het contrast met de rechtschapen, geweldloze houding van Doss en het (soms) idyllische eerste deel van ‘Hacksaw Ridge’ extra te accentueren. Gibson kan in ieder geval niet teveel de horror van de oorlog verhullen. Het moet echt duidelijk worden: dit is de hel op aarde en Doss moet de glorieuze redder in nood worden, na eerst tot in zijn diepste wezen op de proef te worden gesteld. Door juist na het zien van deze ‘horror-show’ met volle overtuiging door te gaan, laat Doss zien niet zomaar een hippie-achtige gewetensbezwaarde te zijn. Nee, hij kan hierdoor juist zijn ware kracht laten zien. En het moet – wederom – gezegd: dit werkt. Doss blijkt een bikkel te zijn en trekt zijn gewonde kompanen links en rechts uit de loopgraven weg terwijl de kogels langs zijn oren fluiten. Zelfs de meest onmogelijke – of onmogelijk gelegen – slachtoffers gaat hij halen, het gevaar eerder opzoekend dan het tegenovergestelde. Wie je ook bent, het is bijna onmogelijk om niet in de brok in de keel te krijgen, als je ziet hoe hij de ene na de andere soldaat redt en deze – tot groeiende verbazing van zijn mede-soldaten en superieuren – achter elkaar het thuiskamp ingereden worden.

Doss de verlosser
Tegelijkertijd kun je je ook niet aan het gevoel onttrekken dat Doss – zoals gedreven door zijn geloofsovertuiging – toch niet helemaal gezond is. Als hij zelf halfdood op de klif ligt en al een ongelooflijke heldendaad heeft verricht en veel meer heeft gedaan dan bijna ieder ander (voor hem), blijft hij maar smeken tot God: ‘Geef me de kracht om er nog één te redden.’ (Een beetje als Oskar Schindler aan het einde van ‘Schindler’s List’: ‘I could have done more…’). Totaal onverantwoord, zou je denken, en niet iets dat een ‘normaal denkend’ mens zou doen. Maar hij is dan ook niet ‘zomaar’ een mens, lijkt Gibson te willen zeggen. Gibson ‘reputatie’ doet hem wat dat betreft ook niet goed; je bent eerder geneigd religieuze elementen onder een vergrootglas te leggen en het af te doen als ordinair zieltjes winnen. Maar je kunt er toch moeilijk omheen. De eerste dialoog die de kijker in de film voorgeschoteld krijg, gaat meteen over hoe het geloof in God je extra kracht geeft. En de manier waarop Doss in beeld gebracht wordt – bijvoorbeeld terwijl hij op een stretcher naar beneden getakeld wordt, zwevend door de lucht – en hoe hij uiteindelijk door zijn mede-soldaten wordt aanbeden, maakt van hem een soort goddelijk figuur of messias.

Onmenselijke menselijkheid
Ook de bijna onmenselijke menselijkheid van Doss – die zelfs gewonde Japanners redt vanuit zijn missie om het universele Lijden te verlichten – past in dit beeld. Het lijkt er helaas niet op dat Gibson vanuit een zelfde gevoel van humaniteit opereert. Het gaat in deze scènes puur om het vaststellen van de morele superioriteit van Desmond Doss. Want, zo wordt herhaaldelijk gecommuniceerd: de Japanners zijn Satan die ‘onze’ waardes en manier van leven komen vernietigen. Dus het ‘doden’ van deze vijand kan eigenlijk geen weldenkend mens als zonde beschouwen. En toch schenkt Doss ze genade. Dit in schril contrast met sommige laaghartige acties van de Japanners, die zich op een zeker moment met een witte vlag en gebogen hoofden lijken over te geven, om vervolgens de Amerikanen te verrassen met een plotselinge aanval met messteken en granaten. Stelletje Judassen. Nee, dit is niet bepaald ‘Letters from Iwo Jima’.

Geloven in je medemens
Het wordt allemaal niet zo erg benadrukt en meestal zijn deze dissonanten niet aanwezig, maar dit soort momenten doen wel afbreuk aan de meeslepende, indrukwekkende en inspirerende film die ‘Hacksaw Ridge’ anderszins is. Want de film bevat wel degelijk alsnog deze kwaliteiten. Vooral de goedheid in de ogen en charmante ‘boy next door’-kwaliteiten van Garfields vertolking, maken een hoop goed. Zijn Doss is niet hooghartig en afstandelijk maar innemend en bescheiden. En als ‘zijn’ manschappen vanuit respect en ontzag pas opnieuw de ‘Ridge’ opgaan als Doss erbij is – en ook keurig wachten tot hij zijn gebed heeft afgerond – voel je een plaatsvervangende trots. Doss is een held en heeft het respect (verdiend)! Ook ziet niet iedereen hier – God (of Gibson) zij dank – ineens het licht en wordt gelovig. Zoals een personage in de film zegt: “Ze geloven niet allemaal zoals jij, maar ze geloven in de manier waarop jij gelooft.” Met andere woorden: ‘Ze geloven in jou’. Meer kun je niet wensen.

Bart Rietvink

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 3 november 2016
VOD-release: 16 maart 2017
DVD- en blu-ray-release: 30 maart 2017