Le grand bleu – The Big Blue (1988)

Regie: Luc Besson | 167 minuten | actie, avontuur, romantiek | Acteurs: Jean Reno, Jean-Marc Barr, Rosanna Arquette, Paul Shenar, Sergio Castellitto, Jean Bouise, Marc Duret, Griffin Dunne, Andréas Voutsinas, Valentina Vargas, Kimberly Beck, Patrick Fontana, Alessandra Vazzoler, Geoffrey Carey, Bruce Guerre-Berthelot

Naast filmmaken heeft regisseur Luc Besson altijd één grote andere passie: duiken. Zijn ouders waren beide duikinstructeurs en zelf wilde hij graag marinebioloog worden. Een duikongeluk maakte daar op zijn zeventiende een eind aan, maar de interesse in de (onder)waterwereld is (natuurlijk) altijd gebleven. Het was dan ook een kwestie van tijd voordat dit onderwerp zijn weg zou vinden naar zijn films. Dit gebeurde voor het eerst in ‘Le grand bleu’, de openingsfilm van Cannes in 1988, een gigantisch succes in Frankrijk, en de doorbraak van Besson en vaste kracht Jean Reno in de rest van de wereld. ‘Le grand bleu’ is een epische, bijna metafysische film over vriendschap, identiteit, liefde en de mogelijkheid tot het vinden van je plek in de wereld. Overgoten met een aquatisch sausje, met prachtige onderwateropnamen en beelden van spelende dolfijnen, zou dit garant moeten staan voor een fantastische filmervaring. Jammer genoeg valt dit behoorlijk tegen.

Besson kan zowel spannende als dramatisch boeiende films maken – slechts het voorbeeld van ‘Léon’ volstaat hier – , én zijn liefde voor het onderwaterleven kan hij op een prachtige manier in beeld brengen, zoals ‘Atlantis’ later (ook) zou tonen. Maar het lijkt erop dat hij niet in staat is om hier een geslaagde combinatie van te smeden. ‘Le grand bleu’ is mooi op de momenten dat de dolfijnen in beeld zijn, en er slechts de dromerige muziek van Eric Serra is om deze te begeleiden. De manier waarop hoofdpersoon Jacques Mayol (Jean-Marc Barr)- waarmee Besson zich lijkt te vereenzelvigen – met deze dieren omgaat en door ze geaccepteerd wordt, is magisch. Ook zijn gesuggereerde band met de dolfijnen, die in feite zijn (enige) familie vormen, en de toevlucht die hij vind tot de donkere zee (waar hij eigenlijk eeuwig zijn tijd zou willen doorbrengen), is een prikkelend gegeven. Maar de manier waarop dit tastbaar wordt gemaakt – middels het contrast met het leven op het vasteland met een vrouw die zwanger van hem is, en hem bijna letterlijk voor de onvermijdelijke keuze stelt – doet toch wat afbreuk aan dit intrigerende uitgangspunt. Het helpt daarbij ook niet dat er weinig tot geen diepgang is in hun relatie, en de vrouw in kwestie, Johana (Rosanna Arquette), zich als een verliefde bakvis aan hem klampt, en haar echte liefde of fascinatie voor hem niet aannemelijk maakt. Een groot gedeelte van de film doet de romance eerder aan als een klucht.

Met de vriendschappelijke duikcompetitie tussen de twee jeugdvrienden Enzo (Jean Reno) en Jacques is het niet veel beter gesteld. Hun “rivaliteit” moet de ruggengraat van de film vormen, maar in dit verhaalaspect zit totaal geen spanning omdat het Jacques eigenlijk weinig kan schelen wie de beste duiker is, en Enzo overal een lolletje van lijkt te maken. Besson probeert hun vriendschap wel wat verder uit te diepen, maar ondanks de bijna drie uur die hij hiervoor ter beschikking heeft, komt hij niet veel beter dan een uitbarsting van Jacques, die zich (eindelijk) een beetje openstelt voor Enzo na, en een emotioneel afscheid. Als deze vriendschap echt zo belangrijk is, moet deze ook echt tastbaar gemaakt worden. Nu blijft alles en iedereen te veel op afstand van elkaar. Jammer, want de onderwaterbeelden en het abstracte gehalte van de film zijn prachtig. Misschien was het beter geweest als Besson zich puur hierop had gericht. En wellicht dat hij deze behoefte ook wel voelde, want enkele jaren later liet hij zijn passie voor duiken weer het onderwerp van zijn film bepalen in de lyrische documentaire ‘Atlantis’.

Bart Rietvink