Rifkin’s Festival (2020)

Recensie Rifkin's Festival CinemagazineRegie: Woody Allen | 92 minuten | romantiek, komedie | Acteurs: Gina Gershon, Elena Anaya, Louis Garrel, Sergi López, Wallace Shawn, Christoph Waltz, Tammy Blanchard, Steve Guttenberg, Georgina Amorós

Mort Rifkin (Wallace Shawn) vergezelt zijn echtgenote Sue (Gina Gershon) naar het San Sebastian Film Festival in Spanje. Mort is een uitgebluste schrijver en ex-filmdocent. Sue is een publiciteitsagent met een oogje op haar cliënt, de up-and-coming filmregisseur Philippe (Louis Garrel). Mort vermoedt dat Sue ontrouw is, maar omdat zij tijdens de trip voortdurend bezig is met haar werk, komt het nooit tot een confrontatie. In plaats daarvan verkent Mort de straten van San Sebastian, met de hoop om inspiratie op te doen voor zijn nieuwe roman. Hij komt via een kennis in contact met dokter Jo Rojas (Elena Anaya), een vrouw met wie hij buitengewoon veel overeenkomsten deelt. Tot zijn stomme verbazing begint hij gevoelens te koesteren voor deze Spaanse arts.

‘Rifkin’s Festival’, de vijftigste speelfilm van Woody Allen en zijn zesde samenwerking met acteur Wallace Shawn, is een conventionele iteratie van een befaamd filmmaker. Voor alle Woody Allen-liefhebbers zullen de romantische verwikkelingen, snelle dialogen, persoonlijke tragedies en filosofische inslagen maar al te bekend voorkomen. Het is een film die de succesvolle regisseur al zo vaak heeft afgeleverd: een kleurrijke komedie vol neurotische personages, excentrieke sketches en existentiële discussies, maar wel een die plotgewijs gezien een duidelijke stap terug neemt en net iets te veel bezig is met het verstrekken van filmreferenties.

Woody Allen regisseert de laatste jaren nogal op de automatische piloot en het komt ook bij ‘Rifkin’s Festival’ over alsof hij met deze film weinig nieuwe grenzen wil verkennen. Aan de ene kant wil je dit deels door de vingers zien – alleen al voor het feit dat de 86-jarige filmmaker onvermoeibaar één film per jaar blijft fabriceren. Maar aan de andere kant, vooral met het oog op zijn vroegere werk, is de nieuwste toevoeging aan zijn oeuvre weinig grensverleggend. Het moeilijke van ‘Rifkin’s Festival’ is de verwachting waarmee je de film bekijkt. Hoop je erop dat hij het niveau van ‘Annie Hall’ (1977) evenaart of ben je al lang tot de realisatie gekomen dat hij nu al geruime tijd dezelfde soort films maakt? Dat ene denkpatroon maakt namelijk een wereld van verschil.

Voor de echte Woody Allen-liefhebbers zullen de ietwat verouderde elementen uiteraard geen bezwaar zijn, en voor hen is ‘Rifkin’s Festival’ dan ook een prima stukje amusement. De film is voor Allens doen relatief kort (88 minuten), heeft een amusante cameo van Christoph Waltz (‘Inglourious Bastards’, 2009) en biedt degelijk camerawerk van Vittorio Storaro (‘Apocalypse Now’, 1979, en ‘The Last Emperor’ 1987). Voor hen is dit misschien meer dan genoeg. En toch, zelfs met al zijn bedrevenheid, is dit wel degelijk een van Allens mindere films. Hij verkent hier redelijk bekend terrein en na de zoveelste referentie is het ergens ook wel mooi geweest. In het uitgebreide oeuvre van de bebrilde cineast komt ‘Rifkin’s Festival’ ietwat als mosterd na de maaltijd.

Len Karstens

Waardering: 2.5

Bioscooprelease: 3 december 2020