Serbian Scars (2009)
Regie: Brent Huff | 100 minuten | drama, thriller, romantiek, misdaad | Acteurs: Vladimir Rajcic, Michael Madsen, Jana Milic, Mark Dacascos, Sergej Trifunovic, Steve Agnew, Joe Estevez, Brent Huff, Claudia Christian, Biljana Misic, Jack Dimich, Tijana Plemic, Bojana Brankovic, Predrag Jovanovic, Predrag Rajcic
Soms zijn keuzes van bioscopen of exploitanten in de filmindustrie ronduit onbegrijpelijk. Zo was de grote Oscarwinnaar ‘The Hurt Locker’ bijna aan de Nederlandse bioscopen voorbijgegaan. “What were they thinking?!” is een voor de hand liggende reactie. Maar er zijn ook genoeg films die volkomen terecht zonder enige vorm van publiciteit, en zo stilletjes mogelijk, in de schappen (of voordeelbakken) van videotheken en winkels verdwijnen. Films die alleen dienst doen om stof te verzamelen en waarbij wellicht alleen de disc zelf nog van waarde zou kunnen zijn (als onderzettertje of iets dergelijks). ‘Serbian Scars’ is hier een lichtend voorbeeld van. Zelfs de ervaren Michael Madsen en b-film/tv-acteur Mark Dacascos kunnen dit absolute wanproduct niet naar een hoger plan tillen. What were they thinking?
Regisseur Brent Huff had ongetwijfeld mooie ambities toen hij deze film met zijn schrijvers in elkaar knutselde. Want alles zit erin: politiek drama in de vorm van terrorisme en verwijzingen naar Al Qaida, sociaal drama in de vorm van een tragische liefde tussen een christen en een moslim, een familiedrama in de vorm van een gebroken gezin dat herenigd moet worden, en dan is er ook nog een spannend misdaadverhaal aanwezig, met achtervolgingen, shootouts, gevechten, en martelingen. What’s not to like?
Waar te beginnen? Van een actiethriller zou je mogen verwachten dat er spanning en… actie aanwezig is. Niets van dit. Shoot outs zijn vaak al opgehouden voordat ze zijn begonnen, vuistgevechten zijn vrijwel afwezig (ondanks de indrukwekkend bedoelde introductie van straatvechter Dacascos, die met een paar goed geplaatste draaikicks zijn tegenstander tegen de grond werkt in het begin van de film), en de dreiging en spanning die terrorist (of heuler hiermee) Dreg (Madsen) en zijn mannetjes moeten opwekken zijn in de verste verte niet te bekennen. Zijn martelpraktijken in de film kunnen gereduceerd worden tot wat klappen met een natte krant, en Madsens karakteristieke, maar hier uit de toon vallende psychopatenlachjes. De beste man moet eens wat nieuws bedenken, want zijn maniertjes worden nu toch wel erg vermoeiend. Hij wil hier weer een tijdloze, gestoorde schurk neerzetten, maar komt als een pompeus en kitscherig stripfiguur over. De scène waarin hij een gevoelig op de Mondschein-sonate van Beethoven geïnspireerd stuk op de piano speelt terwijl zijn handlangers wat tegenstanders overvallen, is te potsierlijk voor woorden. Onze psychopaat is een gevoelig mens, zo blijkt, en hij barst in huilen uit en eindigt met het drogen van zijn tranen met behulp van de krant die op de piano ligt.
Ook is onze Dreg niet het grootste licht onder de schurken. Puur op basis van zijn intuïtie stuurt hij Alex op pad naar Amerika om zijn broer Peter op te halen omdat Dreg vermoedt dat Peter de formule van een chemisch wapen kent, waar zijn vader aan had gewerkt. Niet alleen is dit een behoorlijke “long shot”, het is ook niet heel praktisch om Peter eerst van Amerika naar Servië te halen en hem dan pas het mes op de keel te zetten over de formule. Immers, als hij de formule al zou hebben, zou het goed kunnen dat hij deze ergens in Amerika verstopt heeft. Maar goed, Dreg blijkt op verschillende paarden te wedden, want hij heeft ook zelf een chemicus ingehuurd om de formule op eigen houtje te vervaardigen. Uiteindelijk blijkt hij Peter en Alex helemaal niet nodig te hebben. En wat hij doet zodra de formule bekend is, is te bizar voor woorden. Filmpsychopaten zijn niet meer wat ze geweest zijn…
Kennelijk vertrouwde regisseur Huff niet genoeg op zijn thrillerverhaaltje (en terecht), en vond hij het noodzakelijk om een halfzacht liefdesverhaal in te voegen over de moeizame relatie tussen een Moslima en een Christen, die niet geaccepteerd wordt door de familie van het meisje en de maatschappij in Servië als geheel. Het is te cliché voor woorden, en heeft in feite niets met de thrillerplot van de film te maken, maar het is nog wel het enige wat überhaupt enige interesse opwekt. Het korte gesprek tussen de Moslima (Jana Milic) en haar zus, die met haar mee wil naar Amerika, om daar een vrij(zinnig) bestaan te kunnen opbouwen en de relatie van beide met hun moeder, is tenminste nog een beetje overtuigend.
Het acteerwerk is op zijn zachtst gezegd niet om over naar huis te schrijven. Madsen slaapwandelt door zijn rol, die hij een karikaturale, over-de-top saus geeft die niet bij de film past, Dacascos heeft een lege blik en kan zelfs zijn vuisten en voeten nauwelijks laten spreken: het gevecht met de bad guy(s) aan het einde van de film kent totaal geen choreografie of interessante moves, en Vladimir Rajcic knikt alleen maar veel en is verder grotendeels uitdrukkingsloos. Het helpt daarbij niet dat hij en andere Serviërs in de film menen Engels te moeten praten, ook onder elkaar, en dit hun acteerwerk doorgaans niet ten goede komt. De accenten roepen herinneringen op aan “Allo, Allo!”, en het droog en mechanisch oplepelen van dialoog doen eerder vermoeden dat het hier om een derderangs soap-serie gaat dan om een dramatische actiethriller. De enige persoon die nog enigszins overtuigend overkomt qua acteerwerk is de eerdergenoemde Jana Milic, die zich echt emotioneel in haar rol stort en nog iets van dit misbaksel probeert te maken. Helaas, ze verdient een betere film, want haar inzet is tevergeefs. Klungelig in beeld gebracht, slecht geacteerd, en met een beroerd verhaal zonder spanning, drama, of actie. Kortom, laat ‘Serbian Scars’ alsjeblieft liggen voordat de film onherstelbare littekens op je netvlies achterlaat.
Bart Rietvink