The Legend of Bruce Lee – Li Xiao Long chuan qi (2008)

Regie: Li Wen Qi | 185 minuten | biografie | Acteurs: Kwok-Kwan Chan, Michelle Lang, Ted E. Duran, Hazen MacIntyre, Luoyong Wang, Natalia Dzyublo, Traci Ann Wolfe, Ke Gai, Zhou Zhou, Cheng-Hui Yu, Yu Cheng, Ray Park, Xiaoxiao Bian, Mark Dacascos, Michael Jai White, Gary Daniels, Zhenghai Kou, Ernest Miller, Yannick Van Dam, Tim Storms, Giulio Taccon, Kszysztof Kristofer Wodejszo

Martial Arts-ster Bruce Lee kan zeker een legende genoemd worden, maar ‘The Legend of Bruce Lee’, een drie uur durende filmversie van een 50-delige serie, is helaas geen film die deze legende eer aandoet. Het goede nieuws is dat Kwok Kwan Chan erg goed gekozen is in de titelrol. Het zou zo de tweelingbroer van Lee kunnen zijn en daarbij heeft hij de iconische bewegingen van Lee goed onder de knie. Hij danst op dezelfde manier om zijn tegenstanders heen, heeft dezelfde gefocuste blik in zijn ogen, en ook de klappen en trappen zelf lijken behoorlijk goed te kloppen. Zijn schijnbaar arrogante houding ten opzichte van zijn tegenstanders weet Chan ook goed over te brengen, net als zijn uiteindelijke respect voor hen en zijn belangstelling voor andere vechtsporten. Gelukkig is ook een flink aantal gevechten aardig in beeld gebracht en herkenbaar voor Lee-fans. Tenslotte krijgen de methodes en filosofieën van Lee ook voldoende aandacht, waarbij meer dan gebruikelijk duidelijk wordt hoe hij tot zijn eigen Kung Fu-stijl, of zijn variant van Chinees boksen, Jeet Kune Do, is gekomen.

Hier houdt het goede nieuws helaas wel op. De rest van de productie straalt namelijk een mate van amateurisme uit die je niet zou verwachten bij een film of serie die nota bene is goedgekeurd en geproduceerd door Shannon Lee, de dochter van Bruce. Het acteerwerk van het gros van de acteurs is benedenmaats, maar wat dit nog erger maakt is de abominabele nasynchronisatie. Soms wordt er duidelijk Engels gesproken, en soms Chinees, maar er kan maar voor één taal gekozen worden. Echter zelfs als je continu zou wisselen van geluidstrack op de blu-ray of dvd, heb je geen optimale ervaring omdat geen enkele track de “juiste” is, of zelfs maar gelijk loopt met de monden van de acteurs. Als er al goed geacteerd wordt in de film, komt dit niet over vanwege de overdreven intonatie van de (stem)acteurs, die overduidelijk de stemmen apart in een studio hebben opgenomen. Als ‘The Legend of Bruce Lee’ in dit opzicht bedoeld is als een parodie op de theatrale nasynchronisatie in de kungfu-films uit de jaren zeventig, dan is het erg goed gelukt. Als het echter de bedoeling is dat de kijker meeleeft met de personages, dan is het een regelrechte mislukking.

Het scenario, vervolgens, is soms van zo’n soapachtige simpliciteit dat de kijker herhaaldelijk met zijn ogen zal rollen. De confrontaties met zijn rivalen worden gepresenteerd alsof het om een stripverhaal gaat – compleet met één larger-than-life schurk, die het leven van Bruce zuur maakt – en grote of tragische gebeurtenissen in de huiselijke sfeer krijgen een melodramatische, gemanipuleerde ondertoon. Neem de scène in Bruce Lee’s huiskamer, waarin hij, in het bijzijn van vrouw Linda en zoon Brandon, als door een wonder opstaat uit zijn rolstoel. Op zichzelf is dit moment uiteraard bijzonder en emotioneel genoeg, maar de makers vonden het nodig om hier zoveel mogelijk drama uit te melken. Dus zien we Bruce, terwijl Brandon zijn eerste stapjes maakt, uit de stoel naar zijn zoontje opspringen wanneer deze dreigt te vallen, in slow motion, en met goedkope dramatische muziek erbij. Dat is meteen het volgende punt van ergernis: die vreselijke synthesizermuziek, met enorm cheesy teksten. “We still think about Bruce Lee….” luidt de tekst van een gepassioneerde zangeres. En aan het eind van zo’n nummer: “Bruce Lee… Bruce Lee… Bruce Lee…”. We snappen het: Bruce Lee is een legende, en iedereen denkt nog aan hem en houdt van hem.

Het is maar goed dat de vechtscènes vaak de moeite waard zijn (afgezien van het onrealistische kabelwerk dat in confrontaties met de grote schurk van de film wordt gebruikt) – met als één van de interessantste het spannende gevecht met een Thaibokser (hier gespeeld door Mark Dacascos) voor de opnames van ‘The Big Boss’ – en dat de kijker gaandeweg wat leert over Bruce Lee’s visies op vechtsport en zijn gebruikte technieken (waarbij de 1 inch-stoot natuurlijk niet mag ontbreken), want anders was ‘The Legend of Bruce Lee’ een zinloze film geweest die weinigen zouden willen uitkijken. Zijn relatie met Linda is totaal niet uitgewerkt en als (privé)persoon leer je Bruce eigenlijk ook niet kennen. Daarbij komen er weinig nieuwe feiten of inzichten aan het licht, en houdt de film een eigenaardig midden tussen een biopic en een actiefilm, waarbij beide benaderingen niet uit de verf komen. Als er dan toch geen noodzaak is voor een diepgravend relaas over de grote man en het er vooral om gaat om Bruce Lee te eren in een vermakelijke, semi-autobiografische actiefilm, dan is ‘Dragon: The Bruce Lee Story’ (1993), van regisseur Rob Cohen een veel betere keus. Het wachten is nog steeds op een goede biografische film.

Bart Rietvink