The Lord of the Rings: The Fellowship of the Ring (2001)

Recensie The Lord of the Rings: The Fellowship of the Ring CinemagazineRegie: Peter Jackson | 179 minuten | actie, drama, horror, oorlog, avontuur, romantiek, fantasie | Acteurs: Elijah Wood, Sean Astin, Ian McKellen, Ian Holm, Dominic Monaghan, Billy Boyd, Viggo Mortensen, Liv Tyler, Christopher Lee, Hugo Weaving, John Rhys-Davies, Sean Bean, Orlando Bloom, Cate Blanchett, Andy Serkis

Alleen mensen die grofweg de eerste vijf jaar van dit millennium onder een steen hebben geleefd zullen niet bekend zijn met het gigantische, en enorm succesvol gebleken filmproject ‘The Lord of the Rings’, een bewerking van het wereldberoemde fantasy-boek van professor J.R.R. Tolkien. De tot dan toe alleen in cultkringen bekende Nieuw-Zeelandse filmmaker Peter Jackson ontfermde zich over de adaptatie van het altijd onverfilmbaar geachte boek en hij deed dit op weergaloze wijze, met zo’n flair, zo’n oog voor detail, en zo’n liefde voor het verhaal, de personages en de wereld zoals beschreven in Tolkiens epos, dat het zo ongeveer een meesterwerk heeft opgeleverd. Voor alle sceptici die Tolkiens klassieker niet toevertrouwden in de handen van deze Kiwi genaamd Peter Jackson, “de meest onwaarschijnlijke persoon denkbaar” (zoals hobbit Bilbo in de film wordt genoemd, wanneer hij de Ring bemachtigt), volstaat een citaat uit de eerste film van de “trilogie”, ‘The Fellowship of the Ring’: “Zelfs de kleinste persoon kan het verloop van de toekomst veranderen”. Jackson heeft met zijn ‘The Lord of the Rings’ geschiedenis geschreven. Hij gaf eigenhandig het fantasy-genre aanzien, verzilverde (gezamenlijk) 17 Oscars met zijn filmbewerking, en creëerde met Gollum voor het eerst een digitaal personage dat werkelijk tot leven komt tussen de echte acteurs. Een prestatie van formaat.

Het begon allemaal in 2001 met ‘The Fellowship of the Ring’. In zekere zin was deze film het belangrijkste. Als Jackson het publiek met deze film niet had kunnen overtuigen, als hij de fantasievolle wereld van Midden-Aarde en zijn personages niet bevredigend genoeg had kunnen verbeelden, zou het er somber uit hebben gezien voor films 2 en 3. De eerste film heeft verder zo zijn eigen moeilijkheden die overwonnen moeten worden. Ga er maar aanstaan: een mythologische historie uit de doeken doen met vele rassen en ingewikkelde namen, negen hoofdpersonages en een handvol bijpersonages introduceren, de geografie overzichtelijk maken, en dit alles op een elegante, vlotte wijze, zonder verwarring te stichten of mensen in slaap te laten vallen. En dan moeten er ook nog gevechten plaatsvinden met een veelheid aan monsters en “orcs”, en verschillende locaties afgestruind worden over honderden kilometers. En dat alles binnen drie uur. Dat valt nog niet mee. Maar Jackson speelt het klaar.

Middels een effectieve, overdonderende proloog die het verhaal van de Ring uitlegt – en wie schurk Sauron was en hoe het kleinood uiteindelijk in de handen van een hobbit uit de Gouw terecht kwam – wordt de kijker binnen enkele minuten bijgespijkerd en is hij klaar om even later met de hobbits aan het werkelijke verhaal te beginnen. Hoewel snelheid geboden is – want er is veel te vertellen – is het belangrijk om toch enige tijd in de Gouw door te brengen, aangezien deze plek en zijn inwoners het hart van de film vormen. Hier vechten Frodo en zijn vrienden voor; voor de hoop dat dit rustieke plekje nooit verloren zal gaan. Het is ook belangrijk om de kijker eerst een band te laten krijgen met deze gemoedelijke hobbits, zodat hij met hun lot begaan is en bereid is mee te gaan in het fantasievolle verhaal.

Dat is ook, waarschijnlijk, één van de redenen dat de film(s) van Jackson zo’n groot publiek heeft gevonden, ondanks het fantasygenre: het realistische gehalte en de herkenbaarheid van de emoties. Er wordt geen knipogende, over-de-top stijl gebruikt, maar een serieuze toon (soms wellicht té serieus), en een redelijke terughoudendheid met “magie”. De tovenaren in deze film(s) schieten bijvoorbeeld geen bliksemschichten uit hun staven, zoals gebruikelijk is in het genre. Gandalf de tovenaar is een driedimensionaal personage, die soms lacht, soms nukkig is, soms ondoorgrondelijk, en ook fouten maakt. Hij wordt voortreffelijk neergezet door Ian McKellen, die dan ook terecht voor een Oscar werd genomineerd. Deze filosofie, dat het verhaal en zijn wereld serieus moet worden genomen, strekt zich uit over de hele productie. De crew moest het verhaal, net als Tolkien zelf deed, behandelen alsof het echte historie betreft. Dat betekent dat werkelijk de kleinste details – van de decoraties in de huizen en de afwerking van de zwaarden van de verschillende volken, tot de ringetjes aan de maliënkolders – onderzocht en geperfectioneerd werden. Alles ademt authenticiteit, waardoor de kijker makkelijker mee wordt gezogen in deze wereld en het avontuur.

Want meeslepend is het. Alles wordt uit de kast getrokken. Ten eerste de monsters: afzichtelijke orcs, een intimiderende grottrol, een watermonster met tentakels, en een “duivel uit de oude wereld”: de op fenomenale wijze tot leven gewekte Balrog, die een cruciaal obstakel is voor onze helden. Respect voor het boek daargelaten, één van de redenen voor Jackson om aan dit hachelijke project te beginnen was zijn voorliefde voor (film)monsters. En het is te zien dat hij (ook) in dit aspect veel liefde heeft gestoken. Vrijwel alle wezens lijken een persoonlijkheid te hebben en blijven de kijker bij. Met de grottrol krijg je zelfs bijna medelijden wanneer hij uiteindelijk wordt verslagen en – met een droevige brul en een vinger die nog even zijn lip raakt – ter aarde stort.

Ten tweede: de actiescènes. Om te zeggen dat ‘The Fellowship of the Ring’ goede actie bevat is een understatement. Het ene na het ander nagelbijtende gevecht komt langs, keer op keer op een wervelende manier in beeld gebracht door Andrew Lesnie, die gebruik maakt van handheld camerawerk (zoals in de mijnen van Moria), een tracking systeem dat de camera over het bos laat zweven om de rennende Uruk-hai (speciale orcs) te kunnen volgen, en ook verschillende keren van een naar beneden duikelende camera, vaak om een kijkje te kunnen nemen in de grotten van Isengard, waar de corrupte tovenaar Saruman zijn snode plannetjes beraamt en zijn orcs wapens smeden.

Ten derde: de dramatiek en emoties. Hoewel je nooit echt veel over de personages leert, sluit je ze al snel in je hart. De elf en de dwerg (Legolas en Gimli) die elkaar niet kunnen uitstaan, maar toch langzaam vrienden worden; de tovenaar (Gandalf) die laat zien verdomd veel menselijke trekjes te hebben en vooral een zwak heeft voor hobbits; de onzekere koning-in-wording (Aragorn) die langzaam een leidersrol moet gaan aannemen. De trotse Boromir die niets liever wil dan de kracht om zijn volk te verdedigen maar verkeerde keuzes maakt en een gespannen relatie heeft met Aragorn; en tenslotte de onschuldige Frodo, die een warme relatie heeft met zijn oom Bilbo, maar vooral met zijn vriend-door-dik-en-dun Sam. Samen vormen deze twee het kloppende hart van de film.

Want hart hééft de film, en het is zowaar mogelijk, ook al worden de hartsnaren soms wel heel duidelijk bespeeld, dat je als kijker een traantje zal wegpinken voordat de aftiteling voorbij rolt. Ondanks alle heftige actie en de fantastische monsters, zijn het namelijk de emoties die zorgen dat de film je bijblijft. Dat de actie uiteindelijk ook onuitwisbaar is, heeft niet alleen te maken met de opwinding die hiermee gepaard gaat, maar ook met de gevolgen voor en reacties van de geliefde personages. Dat de film soms wat episodisch aanvoelt – als een aaneenschakeling van actiescène – en personages (onderling) hier en daar wat meer diepgang hadden kunnen krijgen (wat deels in de lange versie van de film wordt verholpen) neem je graag op de koop toe wanneer de film als geheel zoveel indruk maakt. ‘The Fellowship of the Ring’ biedt avontuur met een hoofdletter “A”, pakkend drama (met een van de beste sterfscènes uit de filmgeschiedenis), en weet Tolkiens fantastische wereld en interessante personages met overtuiging op het witte doek te toveren. Op naar het volgende hoofdstuk: ‘The Two Towers’.

Bart Rietvink

Waardering: 4.5

Bioscooprelease: 19 december 2001
DVD- en blu-ray-release: 9 december 2016 (in twee versies: Middle-Earth Trilogies (Blu-ray en DVD) en Middle-Earth Trilogies – Extended (Blu-ray en DVD).