Bellissima (1952)

Regie: Luchino Visconti | 108 minuten | drama | Acteurs: Anna Magnani, Walter Chiari, Tina Apicella, Gastone Renzelli, Tecla Scarano, Lola Braccini, Arturo Bragaglia, Nora Ricci, Vittorina Benvenuti, Linda Sini, Teresa Battaggi, Gisella Monaldi, Amalia Pellegrini, Luciana Ricci, Giuseppina Arena, Liliana Mancini, Alessandro Blasetti, Vittorio Glori, Mario Chiari, Luigi Filippo D’Amico, George Tapparelli, Luciano Caruso, Michele Di Giulio, Mario Donatone, Pietro Fumelli, Lilly Marchi, Anna Nighel, Lina Rossoni, Franco Ferrara, Corrado Mantoni, Sonia Marinelli, Guido Martufi, Vittorio Musy Glori

Begin jaren veertig dook in Italië een nieuwe filmstroming op, dat het neorealisme werd genoemd. Een groep jonge Italiaanse regisseurs bracht vernieuwing met films die zich hoofdzakelijk afspeelden onder de arme arbeidersklasse en die in lange shots en op locatie werden gefilmd. Bijrollen en soms ook hoofdrollen werden vaak vertolkt door niet-professionele acteurs. Het genre wordt vertegenwoordigd door mannen als Roberto Rossellini (‘Roma, città aperta’, 1945) en Vittorio de Sica (‘Ladri di biciclette’, 1948). Volgens critici wordt ‘Ossessione’ (1943), de debuutfilm van Luchino Visconti, echter gezien als het begin van de neorealistische stroming, die tot 1952 aan zou houden. De Italiaanse filmmaker, die eigenlijk veel beroemder is om zijn barokke, gestileerde latere werk, begon zijn carrière als neorealist. Zijn derde film, ‘Bellissima’ (1951) markeert het einde van die periode in de Italiaanse film. Het arbeidersleven wordt niet langer geïdealiseerd. In plaats daarvan toont Visconti de bikkelharde realiteit; armoedzaaiers hebben de situatie waarin ze verkeren vaak zelf over zich afgeroepen.

‘Belissima’ opent met de gelijknamige aria uit Donizetti’s opera ‘L’élisir d’amore’ (het liefdeselixer). ‘Quant è bella, quant è cara’ – wat is ze mooi, wat is ze lief – zingt het koor. Na afloop meldt de radiopresentator – want we zijn in een opnamestudio – dat er een klein meisje gezocht wordt voor een filmrol. Een oproep waaraan vele moeders gretig gehoor geven. Want wie weet leidt deze eerste selectie wel tot eeuwige roem! Een van de moeders is Maddalena Cecconi (Anna Magnani), een verhitte verpleegster die haar zevenjarige dochtertje Maria (Tina Apicella) heeft meegesleept, terwijl het weinig getalenteerde meisje niets liever wil dan gewoon lekker buitenspelen. Wonder boven wonder komen ze door de voorronde heen, waarna het getouwtrek begint. Een verlopen actrice (Tecla Scarano) meldt zich, om het meisje voor een flink zak met geld ‘bijles’ te geven. Ook de kapper, de kleermaakster en een balletjuf spelen op Maddalena in. De grootste oplichter is misschien nog wel de aantrekkelijke jonge Alberto Annovazzi (Walter Chiari), die beweert de juiste mensen te kunnen bewerken; succes verzekerd, al kost het Maddalena wel al haar spaargeld. De door ambitie verblinde moeder loopt met open ogen in de val. Pas wanneer studiobazen na een mislukte screentest haar dochtertje vierkant uitlachen en belachelijk maken, beseft ze in welke val ze is gelopen.

Visconti heeft van zijn film een op en top Italiaans product gemaakt; ‘Bellissima’ had nergens anders gedraaid kunnen worden. De verhitte discussies, in een Rome dat duidelijk gebukt gaat onder drukkende warmte, doen broeierig aan. Luid kwetterende dames fladderen constant nerveus in het rond, zichzelf koelte toe wapperend. De meest temperamentvolle van allemaal is Maddalena, subliem gespeeld door de fantastische Anna Magnani. Een vrouw die constant onder hoogspanning staat. Intens en rusteloos is deze vrouw, die niets liever wil dan voor haar dochtertje een ander, beter leven dan ze zelf leidt. Ze wordt geslagen door haar echtgenoot Spartaco (Gastone Renzelli), van wie ze weet dat hij net zoveel van de kleine Maria houdt als zijzelf. Voor hun kind voelen ze beide zo’n intense liefde, dat zelfs het cynisme waar Visconti’s werk zo om bekendstaat er niet tegen bestand is. Aan de andere kant is Maddalena een geslepen en leugenachtige vrouw, die er op los slijmt, manipuleert en smeekt om te krijgen wat ze wil. In dat oogpunt bezien is ze dus geen haar beter dan al die oplichters die ze in haar gezin toelaat. Waar ze in verschilt is dat ze naderhand teleurgesteld is in zichzelf, hoewel ze dat later snel weer wegwuift, want ze moet sterk zijn en haar kind beschermen.

Visconti brengt met ‘Bellissima’ melodrama van de bovenste plank, te vergelijken met opera. Het is dan ook geen toeval dat hij Donizetti’s ‘L’élisir d’amore’ telkens weer laat terugkomen. De muziek onderbouwt de dialogen en stuwt het verhaal voort. De temperamentvolle, prachtige Anna Magnani vertaalt de passie van de muziek op een verbluffende wijze naar het witte doek. Zwaar wordt ‘Bellissima’ echter nooit. Visconti houdt de balans goed in de gaten en geeft de film met zijn bijtende satire op de valse glamour van Cinecittà (de grootste filmstudio van Rome – vooral bekend vanwege het werk van Federico Fellini) toch een licht komisch karakter. Daarmee is ‘Bellissima’ bovendien de enige film van Visconti met een happy end. De regisseur uit kritiek op de verlokkingen en valkuilen van de filmwereld, bijvoorbeeld door aan te geven dat de acteurs die in het kader van het neorealisme van straat werden geplukt om een hoofdrol te spelen in een film, daarna vaak nooit meer aan de bak zijn gekomen.

Die achterliggende ideologieën zijn leuk en aardig en geven de film zeker een extra dimensie. Maar in feite draait het in ‘Bellissima’ hoofdzakelijk om de briljante Anna Magnani. Haar overweldigende vertolking van Maddalena Ceccone – vol oer-Italiaans temperament en ongekende passie – is maar moeilijk van je netvlies te krijgen.

Patricia Smagge