El septimo día (2004)

Regie: Carlos Saura | 96 minuten | drama, romantiek, misdaad | Acteurs: Victoria Abril, Juan Diego, José Luis Gomez, José Garcia, Yohana Cobo, Eulalia Ramón, Ramon Fontserè, Carlos Hipólito, Orial Vila, Ana Wagener, Juan Sanz, Elia Galera, Carlos Kaniowsky, Antonio de la Torre, Joaquín Notario, Irene Escolar, Alejandra Lozano

De inmiddels ruim de zeventig gepasseerde regisseur Carlos Saura heeft met ‘El septimo día’ een uitermate sfeervolle, doch grimmige film afgeleverd over een schokkende zondag in de Spaanse geschiedenis. Op deze zevende dag van de week worden de meeste misdaden gepleegd, aangezien het de dag is dat God rustte, en Zijn ogen sloot, zo verklaart Isabel tegen het einde van de film, vlak voor de brute geweldsdaad die het beginpunt vormde voor ‘El septimo día’.

De terugkomende verhaallijn en het lot dat iedereen boven het hoofd hangt is de terugkerende geweldsspiraal die plaats heeft tussen twee families, de familie Jiménez en de familie Fuentes. Het is een over en weer van geweldsuitbarstingen en wraakacties, die na een introductie van zo’n twintig minuten lange tijd plaats maakt voor angst voor de ultieme vergelding. Wanneer namelijk het huis van de Fuentes-familie afbrandt en ze noodgedwongen buiten het dorp gaan wonen, is het leven in het dorp vrij rustig en soms romantisch, terwijl op de achtergrond het gevaar blijft broeien.

Saura probeert hier in de psyche te kruipen van de verschillende “deelnemers” en beide kanten, tot op zekere hoogte, met sympathie te bejegenen. Hij is, samen met zijn scriptschrijver, gaan nadenken over de feiten van de verschrikkelijke slachting in het dorp en hoe mensen tot een dergelijke daad kunnen komen. De oorsprong van de haatgevoelens wordt redelijk aannemelijk gemaakt, al blijft de daad zelf, die zich niet alleen tegen de echte verantwoordelijken keert, maar tegen praktisch het hele dorp – vrouwen en kinderen incluis – buitengewoon wreed en onvoorstelbaar, hoezeer er ook twijfel en beduusdheid in het gezicht van één van de moordenaars getoond wordt. Dit laatste vindt onder meer treffend plaats temidden van de slachtpartij wanneer we, nadat de hele omgeving is neergemaaid, in de stilte een enkele kinderwagen langzaam tegen één van de lichamen zien botsen, een lichte ontzetting op het gezicht van de verantwoordelijke ontlokkend. Het doet kort denken aan een soortgelijke scène op de Odessa-trappen in Sergei Eisensteins montageklassieker ‘Pantserkruiser Potemkin’, waarin een kinderwagen van de trappen rolt na een gewelddadige actie van het Russische leger (later onder meer hergebruikt in Brian De Palma’s ‘The Untouchables’).

De regisseur slaagt aardig in zijn opzet: er is niet één kant die we als volkomen goed of kwaad zien. En, hoewel we de vertelling door de ogen van Isabel zien, welke hiermee duidelijk gekleurd is, laat zelfs zij op een gegeven moment twijfel zien ten opzichte van haar eigen familie. Het is jammer dat er echter niet nog iets meer wordt geïnvesteerd in de verdreven Fuentes-familie. Ze worden wel steeds apart getoond van het dorp, wat vooral tijdens een dorpsfeest met vuurwerk een mooi contrast oplevert: de dorpelingen kijken met zijn allen op het plein naar het vuurwerk, en de familie Fuentes doet hetzelfde op een wat troosteloze manier, op het heuveltje erachter. Maar over het algemeen moeten we maar gewoon aannemen dat de Fuentes door iedereen met de nek aan worden gekeken en dat ze daadwerkelijk actief verdreven zijn door de dorpelingen. Ook worden ze niet heel sympathiek voorgesteld. Luciana is al snel doorgedraaid, eigenlijk al vanaf het moment dat ze gedumpt werd door Madeo Jiménez, en haar broer is een wat dommige boer, die we herhaaldelijk in de gevangenis zien zitten en steeds waanzinniger zien worden, schreeuwend en leeg uit zijn ogen kijkend. Deze scènes voegen weinig toe aan het begrip dat we zouden moeten, of kunnen, opbrengen voor de familie. Één van de broers van Luciana is dan wel vrij mild en sympathiek voor het grootste deel, maar veelal zien we bloedlust en waanzin in de ogen van de familieleden weerspiegeld. Meer relevante aandacht voor deze personages, had de algehele impact kunnen vergroten.

Tegelijkertijd worden er wel verhaallijntjes behandeld die weinig toevoegen, ofwel door hun aard, of door de summiere behandeling ervan. Zo is er een regelmatig terugkerende (kleine) man in het café, die een operazanger wil worden, de dorpsgek die getuige was van de brand, maar wiens verklaring weinig wereldschokkends te berde brengt, of de kroegbaas die een vrouw heeft die te goed, of liever te mooi, voor hem is, en welke vreemd gaat met een vrachtwagenchauffeur. De regisseur lijkt van alles te willen zeggen over de personages en allerlei films te willen integreren binnen deze ene.

Dit laatste verhaaltje draagt wel weer bij aan het thema van falende liefdesrelaties in de film. Ten eerste is er natuurlijk de relatie die alles veroorzaakt heeft: die tussen Made en Luciana. Ten tweede de zojuist besproken relatie tussen de kroegbaas en zijn sexy, overspelige vrouw. En ten derde is er de opbloeiende relatie tussen vertelster Isabel – een mooie rol van Yolanda Combo, die ook in Almódovars ‘Volver’ positief opviel, als de dochter van Penelope Cruz – en Chino (Oriol Vila). Deze relatie eindigt echter voordat hij goed en wel begonnen was, net zoals alles in het leven, zoals Isabel stelt. Deze thematiek, de wrange kant van de liefde komt ook terug in een flamencolied waarop Isabel met haar twee zusjes danst. “Una rosa es una rosa” vertelt de songtekst ons, wijzend op de schoonheid van de liefde maar ook de onvermijdelijke doornen die eraan zitten. Maar, hoewel de liefde steekt en relaties eindigen, blijven de personages doorgaans vasthouden aan hun hart of liefdesobject. Luciana blijft haar huwelijksjurk dragen en sterke haat-liefde gevoelens behouden jegens haar Amadeo; Isabel gooit eerst het kettinkje dat ze van haar vriendje kreeg in het zwembad, om het vervolgens weer eruit te vissen; en haar vader kan geen afscheid nemen van zijn dorp en zijn slagerij, waar hij zijn hart aan heeft verpand. Zelfs wanneer zijn familie besluit naar de stad te verhuizen, blijft hij achter in het dorp. Dit fatalisme, deze onvermijdelijkheid, hangt over de hele film heen.

Gelukkig wordt er aangenaam contrast verleend door de levendige, vrolijke Jiménez meisjes, die op grappige wijze met elkaar kibbelen, en in verschillende scènes spontaan gaan dansen en zingen. Vooral de tegendraadsheid van de kleinste is leuk, zoals in een scène bij het zwembad wanneer Chino Isabel probeert te versieren en de kleine zus heel bijdehand erbij blijft staan, ook al vraagt Isabel haar om even te gaan spelen. Deze perfecte, heel natuurlijk geacteerde interacties en blikwisselingen zorgen voor een flinke dosis charme in de film. Een charme die maakt dat de meisjes echt tot leven komen en je als kijker écht om ze gaat geven. Wat de gruweldaad die gaat volgen des te effectiever maakt. Deze daad wordt gecontrasteerd met een luchtig liedje dat vlak hiervoor weerklinkt in het café en waar de zusjes op aan het dansen zijn geslagen. Naar buiten lopend, zingen ze nog mee: “de vrienden van mijn vrienden zijn mijn vrienden”. Voor deze film geldt echter vooral: “de vijanden van mijn vrienden zijn mijn vijanden”.

‘El septimo día’ is een film, die door zijn vorm en technische kwaliteit de kijker voortdurend geboeid kan houden. De film druipt werkelijk van de sfeer; prachtig camerawerk, heerlijke gitaarmuziek, en innemend, hoogstaand acteerwerk, zorgen voor een mooi audiovisueel werkje, dat duidelijk de hand van een ervaren en begenadigd filmer laat zien.

Bart Rietvink