Saints-Martyrs-des-Damnés – Saint Martyrs of the Damned (2005)

Regie: Robin Aubert | 115 minuten | drama, horror, thriller, romantiek, fantasie, science fiction | Acteurs: Francois Chenier, Isabelle Blais, Monique Mercurem, Monique Miller, Patrice Robitaille, Alexis Martin

Visueel opmerkelijk, mysterieus, beklemmend, eigenzinnig humoristisch, droomachtig, en verrassend humanistisch: Robin Auberts ‘Saint-Martyrs-des-Damnés’ intrigeert op vele vlakken en is alleszins een indrukwekkend debuut te noemen. Aubert neemt geen genoegen met één genre, hoewel hij zich duidelijk door David Lynch heeft laten inspireren wat betreft de vreemde personages en de algehele toon van de film, en smeedt een eclectische mix van uiteenlopende verhaalvormen, die verbazingwekkend goed overeind blijft.

De film begint als een simpel ontdekkingsverhaal, waarin de journalist op onderzoek uitgaat voor zijn nieuwsitem, en we als kijker willen weten wat er gaat komen en of Flavien (François Chenier) zal gaan slagen in zijn opdracht. De aanwezige mysterie is nu nog puur afkomstig van de anticipatie op het onbekende. Onderweg naar het dorpje slaat dit gedurende een paar momenten om naar pure shockhorror, gelijkend op enkele angstige momenten op een autoweg in John Carpenters ‘In the Mouth of Madness’. Het zijn goedkope “boe-momenten”, die echter erg effectief zijn; juist omdat we ze niet verwachten in deze arthouse-achtige productie. Terwijl Aubert de kijker met veel plezier de stuipen op het lijf jaagt, geeft hij hem, vanwege de stijlbreuk, tegelijkertijd een zelfbewuste knipoog. Hij lijkt te willen zeggen: “Zo’n film is dit dus níet”.

Maar wat voor film het dan wel is, is moeilijk te bepalen. Wat zeker is, is dat ‘Saint-Martyrs-des-Damnés’ een film is die de toeschouwer nauwelijks mogelijkheid geeft om vaste grond onder de voeten te voelen. Als Flaviens cameraman verdwijnt en de volgende dag niemand ergens van lijkt te weten, zelfs niet van hun registratie in het hotel, verandert de film in een griezelige psychologische thriller vol met absurde personages, die allen iets lijken te verbergen; sommigen uit kwaadwillendheid, anderen uit angst. Maar het wordt wel duidelijk dat er in ieder geval één overkoepelend geheim is, dat het dorpje in zijn greep houdt, en dat Flavien, wanneer ontdekt, naar zijn cameraman zal leiden.

Gedurende Flaviens omzwervingen in “Saint-Martyrs-des-Damnés” ontmoet hij, onder meer, twee wereldvreemde tweelingzussen die het hotel runnen; een nauwelijks pratende monteur die continu een masker draagt (zodat hij “vergeet wie hij is”); een serveerster in lingerie, wier zoontje’s knuffelbeer wellicht de sleutel is tot het geheim; en twee herrieschoppende jongeren die zo uit ‘Grease’ lijken gestapt met hun vetkuiven en dommige haantjesgedrag, en het hand boven het hoofd worden gehouden door hun onredelijke vader, die tegelijk pastoor en burgemeester van het dorp is.

Het knappe van de film is dat, ondanks het hoge Lynchiaanse vaagheidgehalte van vele personages, er toch een humaniteit en pathos vanonder hun (soms letterlijke) maskers waarneembaar is. De monteur wil duidelijk een voor hem pijnlijke geschiedenis vergeten, en ondanks zijn vreemde gedrag en uiterlijk, voelen we ergens wel met hem mee wanneer hij een oude foto bekijkt. Hetzelfde geldt voor de twee zussen van het hotel. Ze komen wereldvreemd over, maar doen niemand kwaad. Ze leven gewoonweg te veel in het verleden, en kunnen niet verder voordat er definitief het een en ander wordt afgesloten. De serveerster houdt ook een tijd lang een muur tussen haar en de rest van de wereld bestaan, maar de liefde voor haar aan het Downs’ syndroom lijdende zoontje is wel direct tastbaar, en haar afstandelijkheid tegenover Flavien is puur een beschermingsmechanisme. Ook zij laat echter langzamerhand meer van haar emoties en menselijkheid zien.

Maar de meest wonderlijke, en charmante, toevoeging aan de film, wat toon betreft, komt in de vorm van het personage “Tite-Fille” (Isabelle Blais) (klein meisje), ook wel “Missy” genoemd, die zich als een hemels figuur van onschuld en sereniteit verhoudt tot de corrupte stadssfeer om haar heen. Vanaf het eerste moment dat Flavien haar ziet, schuifgitaar spelend tussen de koeien in het veld, is hij door haar betoverd. Ze laat zich niet zo makkelijk veroveren, maar Flavien slaagt er toch in dichter bij haar te geraken, en samen vormen ze, met Missy’s schattige zoontje, hun eigen idyllische eiland vol romantiek, hoop, en liefde. Het zoontje is uiterst ontwapenend met zijn vragen over de levensduur van de sterren en andere mysteries van het leven. Deze episodes met het perfecte gezinnetje vormen een welkome afwisseling op de grimmigheid eromheen, en zou Flavien bijna doen vergeten te zoeken naar zijn vriend en cameraman. In een amusante droomsequentie zweven Flavien en Missy over de daken van het dorp, terwijl ze samen de liefde bedrijven. Het zijn heerlijke magisch-realistische momenten in een film vol donkerheid en intriges. Dit draagt eraan bij dat ‘Saint-Martyrs-des-Damnés’ meer is dan puur een vingeroefeningen in (visuele) stijlen. Regisseur Robin Aubert lijkt daadwerkelijk om zijn personages te geven en een band tussen hen en de toeschouwer te willen vestigen.

Bovendien blijkt het uiteindelijk geheim niet slechts een aardige gimmick te zijn, maar een gegeven dat een beroep doet op de ware aard van de mens(elijkheid). Flavien moet zichzelf moeilijke vragen stellen over identiteit, verantwoordelijkheid, de toekomst, en ware liefde. De antwoorden waar hij uiteindelijk voor kiest bepalen de resolutie van het verhaal, en geven de film een betekenisvolle lading mee. Hiermee is ‘Saint-Martyrs-des-Damnés’ visueel, thematisch, en emotioneel gezien, een zeer bevredigende film geworden, die ons de spaarzame monotone, gratuite, of minder interessante momenten makkelijk kan doen vergeten.

Bart Rietvink