The Curse of Frankenstein (1957)

Regie: Terence Fisher | 83 minuten | drama, science fiction, horror | Acteurs: Peter Cushing, Hazel Court, Robert Urquhart, Christopher Lee, Melvyn Hayes, Valerie Gaunt, Paul Hardtmuth, Noel Hood, Fred Johnson, Claude Kingston, Alex Gallier, Michael Mulcaster, Andrew Leigh, Anne Blake, Sally Walsh, Middleton Woods, Raymond Ray

Deze film uit 1957 zorgde, samen met enkele andere horrorfilms die de Hammer House of Horror studio’s eind jaren 50 uitbrachten, voor een hernieuwde interesse in horrorfilms waarin Hammer lange tijd een toonaangevende rol zou spelen. Het is tevens de eerste in een reeks van Hammer-Frankensteinfilms die het levenslicht zagen en waarin de verbindende schakel de geleerde Victor Frankenstein vormt in plaats van het door hem geschapen monster.

Daarnaast staan, in tegenstelling tot de aanpak van de Universal-Frankensteinfilms van de jaren 30 en 40 van de twintigste eeuw, ook het karakter en de handelingen van de geleerde Frankenstein centraal. Is voor Frankenstein’s wetenschappelijke obsessies aanvankelijk nog het nodige begrip op te brengen, dit verdwijnt al snel wanneer duidelijk wordt dat hij niet alleen een door fanatisme bezeten wetenschapsman is, maar daarnaast ook gewetenloos en zonder mededogen te werk gaat bij de uitvoering van zijn plannen. Om zijn schepping het levenslicht te laten zien wuift hij bezwaren van welke aard dan ook weg en verbreekt hij moeiteloos zijn vriendschap met zijn collega Paul. Daarnaast bedriegt hij zijn verloofde met zijn huishoudster, gaat hij over tot het plegen van moorden en laat zijn schepping ook al dan niet doelbewust de nodige dodelijke slachtoffers maken. De conclusie in dit verhaal kan dan ook niet anders luiden dan dat de doorgeslagen Frankenstein, vormgegeven door horroricoon Peter Cushing, in deze film degene is die de benaming monster verdient in plaats van het door hem gefabriceerde en tot leven gewekte schepsel.

Frankenstein’s monster wordt vormgegeven door Christopher Lee, een andere bekende horroricoon. Zijn optreden weet dat van zijn voorganger Boris Karloff als het monster in de Universal-Frankensteinfilms echter niet te halen. Niet dat Lee veel te verwijten valt. Het karakteristieke uiterlijk van het Universal-monster was ten tijde van de totstandkoming van ‘The Curse of Frankenstein’ door middel van copyright beschermd zodat het Hammer-monster een ander uiterlijk aangemeten moest worden. Ook doet het monster in deze film pas laat zijn intrede en vervult temidden van alle optredende perikelen slechts een bijrol. Binnen de context van dit verhaal doet het er overigens ook niet veel toe. Hoewel de verschijning van het monster ook nu weer de nodige traditionele rampspoed met zich meebrengt vertelt deze film vooral het verhaal over de geleerde Victor Frankenstein bij wie wetenschap en waanzin door elkaar gaan lopen en die door zijn gestoorde handelingen zijn eigen ondergang over zich afroept. Waarbij het weinig benijdenswaardig lot dat hij lijkt te moeten ondergaan weinig tot geen medeleven zal oproepen, want door zijn wandaden zal bij de kijker vooral het idee overheersen dat deze kille, manipulerende en gewetenloze moordenaar uiteindelijk niet meer dan zijn verdiende straf ondergaat.

En dit is direct ook het meest opvallende minpunt van dit verhaal: een gebrek aan medeleven of zelfs maar noemenswaardige sympathie met de diverse voorbijkomende personages. Frankenstein zelf roept alleen maar afkeer op. Zijn schepping is niet zozeer een slachtoffer van de omstandigheden maar enkel een zielloze moordzuchtige maniak die emotieloos en zonder aanleiding tot geweld en tot het plegen van moorden overgaat. Hij is, overeenkomstig Lee’s eigen woorden, niet veel meer dan ‘a walking road accident’. Ook de overige personages kunnen weinig tot geen sympathie opwekken. Victor’s vriend Paul laveert langdurig heen en weer tussen zijn waarschuwingen aan Victor’s adres en zijn eigen deelname aan de schepping van het monster waarvan de gevolgen ook hem deels zijn aan te rekenen. En Frankenstein’s verloofde is op een soortgelijke wijze lange tijd besluiteloos aangaande haar dankbaarheid aan Frankenstein en haar liefde voor zijn vriend Paul. Het is jammer dat regisseur Terence Fisher wat dit betreft er niet voor heeft gekozen om de nodige identificatiemogelijkheden met deze en gene in te bouwen want dit had het medeleven van de kijker bij de diverse personages en daarmee de betrokkenheid bij het hele verhaal aanzienlijk ten goede gekomen.

Ook ligt het tempo van Fisher’s productie in het eerste deel vrij laag en wordt er veel tijd besteed aan de wetenschappelijke experimenten die leiden naar de schepping van het monster. Niettemin staat deze film garant voor een portie geslaagd en sfeervol griezelen. Iets waar het toenmalige succes van ‘The Curse of Frankenstein’ ook als indicatie voor kan dienen. Peter Cushing is als de kwaadaardige Victor Frankenstein goed op dreef en weet in een memorabel optreden een juiste combinatie van genialiteit, tragedie en kwaadaardigheid geloofwaardig neer te zetten. Daarbij wordt er tevens door zijn afkeurenswaardig karakter en handelen de voor een horrorfilm gewenste weerzin effectief opgeroepen. Daarnaast is het uiterlijk van Lee als het monster, hoewel het ook qua uitstraling Boris Karloff’s monster niet evenaart, toch geslaagd vormgegeven. De littekens en de hechtingen die hij vertoont wekken op een geslaagde manier de indruk van een uit diverse onderdelen samengesteld schepsel. Ook de kleurrijke en gothische decors spreken tot de verbeelding. Het oog voor details in Frankenstein’s Victoriaans laboratorium maken diens experimenten vanuit pseudo-wetenschappelijk oogpunt in zekere zin geloofwaardiger dan die van de Universal-Frankenstein wiens laboratorium volstond met allerlei kolossale maar herhaaldelijk als vrij nietszeggend overkomende apparatuur. En nadat het verhaal eenmaal op gang is gekomen, weet Fisher het tempo en de aandacht goed vast te houden en spelen er zich meerdere verwikkelingen en confrontaties van diverse aard af. Ook de nodige slachtoffers worden door zowel Frankenstein als zijn schepping op vrij grafische wijze gemaakt in het typische duistere Hammer-sfeertje dat de liefhebber zo zal weten te waarderen.

En met deze Hammer-versie heeft Fisher zich in positieve zin onderscheiden. Niet door een film te willen maken die volgens hetzelfde recept per se beter moest zijn dan de voorheen verschenen Frankensteinfilms, maar door een originele invulling te geven aan Mary Shelley’s verhaal. Fisher heeft zich ook veel vrijheden veroorloofd en zijn aanpak is daarmee des te gedurfder geweest. En hoewel het resultaat geen spectaculaire horrorfilm is, is het er een die in meerdere opzichten een gedenkwaardige is en die, ook gezien de heropleving in het horrorgenre die het met zich meebracht, als een mijlpaal in de horrorhistorie geldt. Een film die door horrorliefhebbers en door de fans van Cushing en Lee dan ook niet gemist mag worden.

Frans Buitendijk