The Front Line (2006)

Regie: David Gleeson | 90 minuten | drama, thriller | Acteurs: Eriq Ebouaney, James Frain, Gerhard McSorley    

De Ierse filmmaker David Gleeson debuteerde in 2003 met de film ‘Cowboys and Angels’, een charmante gay-movie over twee bevriende huisgenoten. Op zoek naar een onderwerp voor zijn tweede film, reed hij in Dublin langs een groot bankgebouw. Daar zag hij een grote zwarte man voor de deur staan, die met een vette glimlach op zijn gezicht de ingang van het pand bewaakte. Hij leek er niet helemaal op zijn plaats en Gleeson kon niet anders denken aan dat iemand hem een keer zo zou kwetsen dat die glimlach van zijn gezicht zou verdwijnen. Hij raakte gefascineerd door deze man. Waar zou hij vandaan komen, wat zou hem uit zijn geboorteland hebben verjaagd? Gleeson verzon een compleet achtergrondverhaal rond deze glimlachende bewaker, en dat verhaal bracht hem zelfs naar de Democratische Republiek Congo, waar gruwelijke gebeurtenissen hadden plaatsgevonden en miljoenen mensen een gruwelijke dood tegemoet gingen. In een hotelkamer in Kinshasa pende hij het scenario voor zijn tweede film, ‘The Front Line’ (2006).

De film begint op het moment dat Joe Yumba (Eriq Ebouaney), een vluchteling uit Congo, zijn verblijfsvergunning krijgt uit handen van inspecteur Harbison (Gerard McSorley), en dat gaat niet van harte. Joe is echter van plan om het beste van zijn leven in zijn nieuwe thuisland te maken en vindt al gauw een baan in een bankgebouw, waar hij als bewaker aan de slag gaat. Wanneer hij dan ook nog met zijn vrouw Kala (Fatou N’diaye) en zoontje Daniel (Brian Eli Ssebunya) herenigd wordt, lijkt het geluk hem eindelijk toe te lachen. Maar dan wordt Joe door een criminele bende onder leiding van psychopaat Eddie Gilroy (James Frain) ontvoerd. Ze eisen dat hij hen helpt bij het beroven van de bank. Hij moet de bewakingscamera’s uitzetten, het alarm uitschakelen en hen helpen de code van de kluis te kraken. Als hij dat niet doet, gebeuren er vreselijke dingen met zijn vrouw en kind. De doodsbange en wanhopige Joe besluit mee te werken, omdat hij zijn gezin heelhuids terug wil zien. Hij geeft zich echter niet zomaar over aan de grillen van Eddie Gilroy en zijn mannen en kiest zijn eigen pad, wat hem niet alleen zijn vrijheid maar ook zijn verblijfsvergunning zou kunnen kosten.

Regisseur en schrijver David Gleeson wil met ‘The Front Line’ te veel verhaal brengen in te weinig tijd, waardoor het allemaal wat gehaast overkomt. Er wordt nauwelijks de tijd genomen om de personages voor te stellen,waardoor het soms onmogelijk wordt hun gedrag te verklaren. De door Ian McElhinney gespeelde conciërge moet bijvoorbeeld aanvankelijk niets hebben van Joe (slechts één regel tekst krijgt hij om dat duidelijk te maken), de eerstvolgende keer dat we hem zien is hij echter zonder tegenspraak van gedachten veranderd en helpt hij Joe zelfs bij het prepareren van de bankoverval (die overigens zeer amateuristisch wordt uitgevoerd… jammer!). Gleeson neemt ook te veel hooi op zijn vork: aan de ene kant brengt hij een in Dublin gesitueerde misdaadfilm, waarin een onschuldige asielzoeker in een lastig parket belandt, aan de andere kant wil hij ook een statement maken naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Democratische Republiek Congo, waar de asielzoeker oorspronkelijk vandaan komt. Een land dat een zeer bloederige (recente) geschiedenis kent waarbij niet minder dan zes miljoen (!) mensen op gruwelijke wijze zijn omgebracht. Beide verhalen zijn op zichzelf de moeite waard, mits goed uitgevoerd. Samengevoegd wordt het helaas nooit echt één geheel. Ergens in het proces van het samenvoegen is de film bovendien zijn subtiliteit en finesse kwijtgeraakt.

Pluspunten kent de film gelukkig ook. Hoewel het camerawerk zich niet echt weet te onderscheiden van de gemiddelde (televisie-) film, is de uitvoering degelijk. Het acteerwerk is absoluut niet slecht, maar mist wel de nodige subtiliteit. Eriq Ebouaney, een Fransman van Kameroense afkomst, is een sympathiek figuur die je het beste gunt. Hij heeft al veel meegemaakt, dus je hoopt voor hem dat hij in Ierland in rustiger vaarwater terechtkomt. Helaas voor hem ligt ook in Dublin gevaar en geweld op de loer. Met de introductie van het door James Frain aangevoerde schorem vliegt ‘The Front Line’ behoorlijk uit de bocht. Pas tegen het einde, wanneer de nadruk meer komt te liggen op Joe’s afkomst en de verschrikkingen die zich in Congo hebben afgespeeld, wint de film weer wat aan geloofwaardigheid en overtuigingskracht. Dat verhaal verdient het om verteld te worden; wellicht had een subtielere aanpak à la ‘Hotel Rwanda’ (2004) van Terry George, meer effect gehad.

Het verhaal van ‘The Front Line’ klinkt veelbelovend, maar helaas wordt door David Gleeson niet het onderste uit de kan gehaald. Meteen in de eerste minuten blijkt al dat dit geen hoogstaande productie is, maar omdat de film maar anderhalf uur duurt is hij toch prima uit te zitten. Hoewel het verhaal achter asielzoeker Joe Yumba absoluut verteld moet worden en de film naar het einde toe (als de gebeurtenissen die in Congo hebben plaatsgevonden een prominentere rol innemen) aan overtuigingskracht wint, blijft het gevoel overheersen dat hier meer in had gezeten en dat Gleeson er niet in is geslaagd van twee verhalen één te maken. Volgende keer beter.

Patricia Smagge