Chris Rock: Never Scared (2004)

Regie: Joel Gallen | 93 minuten | komedie | Met: Chris Rock

Chris Rock, geboren en getogen in Brooklyn, New York, heeft in het verleden (bij)rolletjes gehad in vermakelijke films, maar zijn grootste kracht ligt op het podium, waar hij als stand-up komiek verrassend goede shows weet te produceren. ‘Bring the Pain’ is tot op heden zijn grootste wapenfeit, maar ook ‘Bigger and Blacker’, uit 1999, toonde Rock in topvorm, op en neer dansend op het podium in een zwart glimmend pak en met hilarische observaties over mannen en vrouwen, de politiek, en vooroordelen. In 2004, na een lange pauze, kwam hij eindelijk weer met nieuw materiaal voor de dag, met uiteraard hooggespannen verwachtingen. Zijn show, met als titel ‘Never Scared’, is met zijn speelduur van bijna negentig minuten, langer dan ooit, maar dit verbaast niet. Er is immers veel gebeurd in zijn periode van afwezigheid, waaronder de aanslagen van 11 september en de oorlog in Irak, dus reden genoeg om alles uitgebreid te behandelen. Maar hoewel hij nog steeds veel geslaagde grappen heeft en de show over het geheel genomen vermakelijk is, is zijn selectie van onderwerpen, en de manier waarop hij deze behandelt, is niet altijd succesvol.

Rock begint en eindigt sterk met, toeval of niet, aan seks gerelateerde onderwerpen. Over de trend in pornofilms die stelt dat doorzichtige hakken sexy zijn, maar dat je niet moet denken dat je eigen vrouw daarin geïnteresseerd is. Want: “Een vrouw ‘zorgt’ wel voor je, maar gaat je echt niet ‘vermaken’.”, aldus Rock. Ook heeft hij zo zijn eigen beeldende vertelwijze om de bekende waarheid – of op zijn minst veronderstelling – te illustreren dat seks slechter en minder wordt zodra je getrouwd bent. Vooral door orale seks lijkt hij bijzonder gefascineerd te zijn (zoals ook al duidelijk werd in zijn vorige show) maar ook al vliegen de geslachtsdelen je soms om de oren, hij slaagt er vrijwel altijd in om een grappige invalshoek of presentatie te vinden. Hoe hij de “strippermythe” onderuit haalt, dat veel strippers dit – naar eigen zeggen – zouden doen om hun studie te betalen, is hilarisch. “Waarom heb ik dan nooit een vrouw met doorzichtige hakken in de schoolbanken gezien?” Rock ziet het al voor zich, en imiteert een stripper door zijn achterwerk omhoog en omlaag te bewegen terwijl hij zegt: “Ik moet dringend mijn aandelenpakket diversifiëren.”

Leuk is het ook wanneer hij vertelt dat hij van rap houdt maar dat het onmogelijk is deze muzieksoort te verdedigen gezien de vrouwonvriendelijke teksten van sommige nummers, en daarbij stelt dat het de vrouwen in de discotheek die op deze muziek dansen, het allemaal niets uitmaakt, en zelfs de meest smerige teksten uit volle borst meezingen. Iets geëngageerder wordt het wanneer hij oppert dat de Amerikaanse regering rap haat aangezien er geen moeite lijkt te worden gedaan om de daders bij rapmoorden op te sporen. “De agenten nemen niet eens de moeite om een krijtlijn om het lijk te tekenen: ze gaan er gewoon met zijn allen omheen staan en pissen een lijn om de dode rapper heen.” En: “Ze slagen er wél in om Saddam uit een grot in Irak te trekken, maar iemand in Las Vegas, die gezien is door vele getuigen en camera’s kunnen ze niet opsporen?” Over de oorlog in Irak is Rock sowieso niet te spreken: “Massavernietigingswapens? Saddam gevaarlijk? Hoe kan het dan dat we het land in twee weken konden bezetten, zonder zelfs maar een papercut te krijgen? Dat zou met Baltimore nog niet eens lukken!”

Het is vanaf dit punt dat Rock zijn grip een beetje begint te verliezen en enerzijds te erg aan het preken slaat en anderzijds wel heel erg uithaalt naar zijn blanke, en vrouwelijke, medemens. Hij brengt ras of huidskleur in het spel op momenten waarop dit helemaal niet nodig lijkt te zijn, en hij gaat zolang door, dat het niet langer speldenprikjes lijken, maar op zijn minst een diepgeworteld ongenoegen. Hij komt onder meer met het argument dat het zwarte mensen in Amerika niet is toegestaan om een fortuin te vergaren, en dat daarnaast alleen “de blanke mag verdienen aan pijn”, verwijzend naar blanke voorvaders die over de rug van anderen geld hebben verdiend. Ook de grappen over de verschillen tussen man en vrouw – normaal gesproken een goudmijn voor Chris Rock – krijgen een wat bittere bijsmaak, met een nadruk op de ontrouw van de man, en vooral de zeurderigheid, kattigheid, en dominantie van de vrouw (in een relatie). Het beeld van het getrouwde leven dat Rock ons voorspiegelt is allesbehalve rooskleurig. Natuurlijk wordt alles met een vette knipoog – en zwaar over de top – gebracht, maar het lijkt er toch echt wel op dat Rock – inmiddels zelf getrouwd – zwaar gedesillusioneerd is geraakt door het huwelijk. Gelukkig eindigt Rock met een mooie uitsmijter om zijn punt te maken. “Het huwelijk is zo zwaar, dat zelfs Nelson Mandela is gaan scheiden. Hij zat 27 jaar in een Zuid-Afrikaanse gevangenis, waar hij elke dag werd geslagen en gemarteld, en kwam er zonder problemen weer uit. Maar toen hij uit de gevangenis kwam en zes maanden met zijn vrouw doorbracht, zei hij: “Ik kan er niet meer tegen!”

Chris Rock is vaak genoeg zijn aanstekelijke zelf in ‘Never Scared’, maar helaas zijn er ook wel wat zwakke momenten aanwezig en gaan zijn stokpaardjes – het gegeven dat bepaalde zaken in de media worden opgeblazen ter afleiding van de werkelijke problemen; de theorie dat de medische wereld de mensen afhankelijk wil maken van medicijnen; het zeuren van de vrouw en de ontrouw van de man – soms vervelen. Gelukkig staat ook een gemiddeld geslaagde Rock garant voor een flinke dosis amusement, en aangevuld met de geweldige extra feature op de dvd – een heel oud, 30 minuten lang optreden van Rock genaamd “Big Ass Jokes – is deze dvd hoe dan ook een welkome verschijning.

Bart Rietvink