DOA: Dead or Alive (2006)

Regie: Corey Yuen | 87 minuten | actie | Acteurs: Jaime Pressly, Holly Vallance, Sarah Carter, Natassia Malthe, Devon Aoki, Eric Roberts, Brian J. White, Collin Chou, Kane Kosugi, Derek Boyer, Chad MacCord, Kevin Nash, Robin Shou, Silvio Simac

Het mooie van een film als ‘DOA’ is dat je hier als kijker geen inhoudelijke verwachtingen bij hebt. Dat wil zeggen, weinigen zullen de hoop hebben dat het hier werkelijk om een goede film zou kunnen gaan, met dingen als ontwikkelde personages, competent acteerwerk, en een meeslepend verhaal. Wanneer je klaar gaat zitten voor een Charlie’s Angels-achtige film vol schaars geklede dames, die ook nog eens gebaseerd is op een vechtspel voor de Playstation, dan is gedegen cinema wel het laatste waar je naar uit kijkt. Nee: stoeiende en volleyballende babes in bikini is waar het hier om gaat! Niets meer en niets minder.

Ja, je hoort het goed: er wordt ook nog gevolleybald, in een weinig verrassende – maar daarom niet minder aangename – verwijzing naar de DOA spinoff-game “Dead or Alive Xtreme Beach Volleyball”. Het zijn kleine scènes als deze waar de geneugten van de film in zitten: wanneer je het over het grotere verhaal gaat hebben, valt alles in elkaar. Want er is eigenlijk geen groter verhaal. Met nog minder omhaal dan in ‘Mortal Kombat’ wordt een internationale groep vechters uitgenodigd op een eiland, om gedurende de rest van de film elkaar daar op uiteenlopende manieren lens te slaan. En het liefst zonder al te veel kleren aan.

Dat het om een computergame-verfilming gaat wordt ook niet onder stoelen of banken gestoken, en misschien is dit wel één van de redenen dat de film lange tijd zo pijnloos bekeken kan worden: er wordt meestal niet eens gepoogd om ‘DOA’ meer te laten zijn dan in filmische vorm gegoten vechtrondes uit het spel. Deze no-nonsense behandeling heeft ergens wel een bepaalde charme.

Je zou denken dat het filmmedium een totaal eigen benadering vereist, maar gek genoeg blijft de film juist vermakelijk zolang hij zich als de game gedraagt.

De structuur is herkenbaar. De introducties van de personages zijn kort en to-the-point, zoals het inleidende filmpje van een game, met als hoogtepunt het onvergetelijke moment uit de trailer waarin Holly Vallance een groep agenten uitschakelt met een handdoek terwijl ze haar ondergoed aantrekt. Meesterlijk. Bij aankomst op het eiland worden de personages gescand op ronddraaiende platforms, wat – mede door het splitscreen gebruik – sterk doet denken aan het “player select”-scherm van het videospel. De gevechten vinden vervolgens zonder noemenswaardige inleiding of motivatie plaats, op willekeurige plekken: een vlot op zee, in de slaapkamer, het strand, en worden op bekende wijze gevisualiseerd en becommentarieerd. De knokpartijen worden via game-terminologie in beeld gebracht (“Leifang vs. Gen Fu”; “K.O.: Bayman wins!”) en later in overzichtstabelletjes gepresenteerd.

De film is in feite een aaneenschakeling aan betrekkelijk onsamenhangende gevechten, wat verrassend lang vermakelijk blijkt – zo’n dikke drie kwartier. Het scheelt ook dat de gevechten zelf meestal competent genoeg in beeld worden gebracht door Yuen, een ervaren choreograaf van martial arts-scènes. Ook al zie je niet veel vernieuwends, de gevechten zijn spetterend en gracieus genoeg om de kijker niet in slaap te doen vallen. Zelfs een gevecht in een bamboebos – een duidelijke hommage aan Zhang Yimou’s ‘House of Flying Daggers’ – komt goed uit de verf.

Toch gaat deze slaafse gamebenadering de film op een gegeven moment parten spelen. Het is echter niet zozeer het gebrek aan het verhaal dat de film opbreekt, maar het gebrek aan spanning en effectieve binding met de personages. Het verhaal dat namelijk aan het einde van de film wordt ingevoegd is absurd en anticlimactisch. De schurk – b-acteur Eric Roberts – moet voor dreiging zorgen met zijn diabolische plan, maar het gevaar dat zijn uitvinding of plan inhoudt is volkomen lachwekkend. Het beste was waarschijnlijk geweest, om van de film een rechttoe rechtaan toernooifilm van te maken, met een langzaam opbouwende spanning naar het laatste, allesbeslissende gevecht. Dat de personages dan hun eigen – nauwelijks uitgewerkte – persoonlijke motivaties hebben voor het gevecht, is dan meer een bonus voor de kijker in plaats van de centrale rol die ze hier innemen. Nog een probleem is het acteerwerk. Soms is dit nog wel te pruimen, zoals bij Jamie Pressley en Holly Valance, die humor en pit in hun rollen brengen, maar meestal is het matig en soms ronduit slecht. Dit laatste geldt zonder twijfel voor Devon Aoki, die het beste maar zo min mogelijk kan zeggen in haar getypecaste samuraibabe-rol.

Maar dit soort kritiek is nauwelijks aan de liefhebber van onzinfilms als deze besteed. De film heeft een lekker tempo, aardige actie, en een onpretentieuze, campy toon. En, al wordt de “bouncing breasts”-feature van het spel dan misschien niet vertaald naar de film, de strategisch geplaatste shots en weinig verhullende kleding maken een hoop goed. Kortom, als je niets anders verwacht dan simpele actie en eye candy, zul je je best aardig vermaken met ‘DOA’.

Bart Rietvink

Waardering: 2.5

Bioscooprelease: 15 februari 2007