Get Him to the Greek (2010)

Regie: Nicholas Stoller | 109 minuten | komedie | Acteurs: Jonah Hill, Russell Brand, Tom Felton, Katy Perry, Rose Byrne, Elisabeth Moss, Aziz Ansari, Christina Aguilera, Colm Meaney, Sean ‘P. Diddy’ Combs, Sterling Cooper, Pink, Kali Hawk, Lars Ulrich, Meredith Vieira, Nick Kroll, Natalina Maggio, Lindsey Broad, Meghan Markle, DeRay Davis, Jim Piddock, Jake M. Johnson, Dee Snider

Verrassingshits krijgen vaak een vervolg. De makers van ‘The Hangover’ zijn druk bezig met een tweede film, ‘Iron Man 2′ doet het goed aan de internationale kassa en ook regisseur Nicholas Stoller komt hier met een verhaal dat voortborduurt op het onverwachte succes dat het hilarische ‘Forgetting Sarah Marshall’ hem bracht – al is in dit geval spin-off een betere benaming. Waar het origineel draaide om Peter Bretter (Jason Segel, die het script destijds zelf schreef), is de focus nu verschoven naar het absurde leven van rocker Aldous Snow en één van zijn grootste fans, Aaron Green (Russell Brand en Jonah Hill, de voornaamste komische noten uit de eerste film). Aaron moet als afgevaardigde van het muzieklabel gedurende een krankzinnig weekend zorg dragen voor de ontspoorde Aldous. Een gegeven dat op basis van de aanwezige namen – zowel op als achter het scherm – uiteraard maar één kant op kan.

Dát het ook fout loopt, is vanaf het begin wel duidelijk. De film opent met een wanstaltige videoclip van de doorgeschoten rocker, die verkleed als een nog verder ontvreemde Jim Morrison het even controversiële als commercieel geflopte nummer “African Child” van zijn laatste album ten gehore brengt. Een pijnlijke fase in de carrière van de artiest, die zich door de ontvangst van die nieuwe plaat na jaren van abstinentie weer volop in de drank en drugs stort, hetgeen de deur opent naar een uitgebreide montage vol vermakelijke cameo’s en herkenbare openbare dronkenschap. Herkenbaar, omdat Aldous Snow hier zo lekker de Aldous Snow is waar je op hoopt: nonchalant van god los en zonder enige gêne. Later blijkt dat teveel diepgang geven aan een volledig schaamteloos karakter (dat het in een eerdere film als bijrol zo goed doet) niet altijd even geslaagd uitpakt, maar tot die tijd kan Russell Brand zich prima uitleven. Hetzelfde geldt voor Jonah Hill, die tijdens een weekend dat via Londen en New York naar Las Vegas en Los Angeles leidt de verstandige factor moet spelen, maar het uiteindelijk nog bonter maakt dan de kwajongen waar hij op moet passen. Zijn Aaron Green wordt door de platenmaatschappij ingezet om Aldous thuis op te halen en naar L.A. te brengen voor een comeback concert in het Greek Theatre, bedoeld om zijn carrière te reanimeren. Hill doet het doorgaans beter wanneer hij de botte tiener/twintiger mag spelen die zelden een blad voor de mond neemt, maar weet ook een karakter in minder onbehouwen schoenen degelijk weg te zetten. Vooral in de onstuimige rock & roll situaties die het meeste van de gereserveerde Aaron vragen, weet hij die hulpeloosheid overtuigend te brengen.

Net als in ‘Forgetting Sarah Marshall’ zijn het opnieuw toch vooral de bijrollen die het goed doen. Zo mag Colm Meaney opdraven als vader van – in een rol die nog het meest doet denken aan die van Michael Caine als Austin Powers Senior – en weet Rose Byrne lekker te overdrijven als Jackie Q. Haar vrouwelijke evenbeeld van Aldous deelt ondermeer de lakens met Metallica drummer Lars Ulrich en mag zich uitleven in de ondubbelzinnig wulpse videoclip van “Supertight”. Een nummer dat overigens geschreven is door Jason Segel, die behalve voor het bedenken van de verschillende terugkerende karakters uit de vorige film dus ook op de aftiteling verschijnt voor zijn medewerking aan een deel van het repertoire van de band van Aldous, Infant Sorrow. Het beste nieuwe personage is echter voor Sean ‘P. Diddy’ Combs, die in de rol van impertinente platenbaas Sergio niet zozeer om zijn acteervermogen geprezen mag worden als wel om het plezier dat hij heeft met de teksten die schrijver/regisseur Stoller hem in de mond legt. Biedt de wisselwerking tussen Aaron en Aldous op zich al geen enkele aanleiding om het avontuur óf de film serieus te nemen, dankzij de aanwezigheid van de idiote Sergio is de klucht helemaal rond. En dat is maar goed ook, want dat leidt in eerste instantie goed af van het feit dat enig coherent plot ontbreekt.

Het is jammer dat ‘Get Him to the Greek’ dan net wat te lang duurt. Als idioot vermakelijke komedie is de ongestructureerde spin-off zeer geslaagd, maar de belerende slotact had niet gehoeven. Het hoge tempo, waarin flauwe grappen snel worden opgevolgd door geslaagde(re) stukken ongein, wordt na een klein uur namelijk niet meer gehaald, waardoor de komische lading van het verhaal wat verder van je af gaat staan en het eigenlijk enkel nog afwachten is hoe het script de onnodig gezapige afronding uitrolt. De makers hadden er goed aan gedaan deze platgetreden levenslessen uit het laatste half uur weg te laten, om de simpele reden dat je een (bij vlagen zeer) lollige clipshow van een uur zonder enige bestemming – anders dan de fysieke locatie van The Greek – niet af kan ronden met moraal. Of een aan elkaar geknoopt web van verhaallijnen, die op zichzelf enkel dienden als opzet naar de vele kinderachtige / aardige / hilarische* grappen (doorhalen wat naar gelang smaak en scène van toepassing is). De afsluitende tegeltjeswijsheid ‘when life slips you a Jeffrey, stroke the furry wall’ uit de Infant Sorrow hit “Furry Walls” had in deze film prima volstaan als onderliggende educatie. Daar kun je namelijk niets mee. Zoals het hoort.

Robert Nijman

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 1 juli 2010