Hot Tub Time Machine (2010)

Regie: Steve Pink | 109 minuten | komedie, avontuur, science fiction | Acteurs: John Cusack, Clark Duke, Craig Robinson, Rob Corddry, Sebastian Stan, Lyndsy Fonseca, Crispin Glover, Chevy Chase, Charlie McDermott, Lizzy Caplan, Collette Wolfe, Aliu Oyofo, Jake Rose, Brook Bennett, Crystal Lowe, Jessica Paré, Kellee Stewart, Julia Maxwell, Geoff Gustafson    

Er is zelden een pakkender titel voor een film bedacht: een jacuzzi als tijdmachine is tegelijk belachelijk en intrigerend, geeft aan dat de film volkomen idioot is en roept tegelijk het gevoel op dat je die film gezien moet hebben. En wie dat doet, zal er hoogstwaarschijnlijk met enigszins gemengde gevoelens op terugkijken. ‘Hot Tub Time Machine’ is namelijk een vermakelijke komedie met een aantal trefzekere grappen, die jammer genoeg de potentie van het tijdreisscenario niet optimaal benut. Daarmee wordt de belofte van de titel niet volledig ingelost. Het is niet moeilijk voor te stellen dat de hoofdrolspelers uit ‘Hot Tub Time Machine’ graag terug zouden willen reizen in de tijd. Hun hedendaagse leven is namelijk een puinhoop.

Lou (Rob Corddry) is een diep ongelukkige alcoholist, Nick (Craig Robinson) een mislukte muzikant die onder de plak zit en Adam (John Cusack) treurt om een verbroken relatie en komt thuis in een halfleeg huis. Nu ze op middelbare leeftijd zijn beland, komen ze erachter dat al hun dromen en verlangens in rook zijn opgegaan. Adam heeft ook nog een kostganger: in zijn kelder woont zijn tienerneef Jacob (Clark Duke), die zijn vader niet kent en niet meer bij zijn moeder wil wonen, zijn werkelijke leven aan zich voorbij laat gaan en zijn dagen vult met de virtuele werkelijkheid van online games. Als Lou dronken zijn auto parkeert in zijn garage en vervolgens naar Mötley Crüe luistert, terwijl de motor nog loopt, krijgt hij teveel koolmonoxide binnen en wordt hij opgenomen in het ziekenhuis. Adam en Nick worden gebeld en vrezen een zelfmoordpoging. Om hem op te vrolijken, gaat ze naar hun oude wintersportstek, waar ze – hint – in de jaren 80 samen zoveel plezier hadden en hun leven nog rooskleurig en vol mogelijkheden leek. Dan komt de jacuzzi uit de titel om de hoek en worden ze naar 1986 getransporteerd.

Adam, Nick en Lou deduceren, met behulp van de mysterieuze reperateur van de jacuzzi (Chevy Chase), dat ze nu precies hetzelfde moeten doen als in 1986, om zo het tijd-ruimte continuüm niet in gevaar te brengen. Jacob komt erachter dat hij dat weekend verwekt is. Hij komt zijn moeder tegen, die duidelijk op zoek is naar het soort vertier dat haar negen maanden later een kind op zal leveren. Hij maakt zich zorgen dat er iets misgaat, waardoor hij niet geboren wordt. Overigens loopt het drietal vrienden niet het gevaar om zichzelf tegen het lijf te lopen: ze zijn namelijk hun jongere zelf geworden (dat levert een leuke scène in de spiegel), al zien ze zichzelf nog steeds als volwassene. Het is een notie waar je als kijker maar niet over na moet denken om geen hoofdpijn te krijgen. Voor Adam, Nick en Lou is de verleiding echter wel groot om dingen te veranderen, omdat ze al weten hoe hun leven mislukken als ze precies hetzelfde doen als eerst. Dan blijken ze ook helemaal niet zulke goede vrienden te zijn als hun vriendschap onder druk en spanning komt te staan om hun activiteiten uit 1986 te herhalen. Ieder gaat zijn eigen weg om het verleden opnieuw te beleven en daarbij krijgt iedere acteur zo zijn moment om te schitteren.

Cusack, een jaren 80 idool in (al dan niet) romantische komedies, speelt het meest naturel en is altijd goed voor betrouwbaar spel van een man in een crisis, inclusief cynische opmerkingen. Corddry heeft de rol van de amorele schoft van het stel, die toch een klein hartje blijkt te hebben. De meeste platte en ordinaire grappen van de film komen op zijn conto en hij is – hoewel hij de rol goed speelt – vaak compleet onuitstaanbaar. Het is echter Robinson die de fraaiste rol heeft. Zijn Nick is niet alleen de meest sympathieke van het stel, hij krijgt ook een aantal van de leukste momenten van de film. De meest geestige bijrol is die van Phil (Crispin Glover), de hotelmedewerker die in 2010 maar één arm heeft, maar na de tijdreis in 1986 nog wel allebei zijn armen blijkt te hebben. Het is een running gag of, hoe en wanneer hij die arm gaat kwijtraken – en verschillende komische mogelijkheden passeren de revue. Glover steelt in dat opzicht volkomen de show van de al genoemde Chevy Chase. De boomlange komiek, die in de jaren 80 juist zijn grootste successen vierde, krijgt te weinig grappig materiaal om zijn rolletje kleur en glans te geven.

De film lijkt – en die vergelijking wordt niet alleen door deze recensent gemaakt – een combinatie van elementen uit ‘Back to the Future’ en ‘The Hangover’ te zijn. En dan gaat het niet alleen over de aanwezigheid van Glover, die in eerstgenoemde film de nerderige George McFly, Marty’s vader, speelde. Dat is nog een aardige in-joke/verwijzing. Dit soort leentjebuur (of onaardiger: regelrecht jatten) is het meest opvallend in de uitvoering van “Let’s get it started” van de Black Eyed Peas tijdens het Winterfest. Hoewel Robinson met veel schwung en enthousiasme het nummer vertolkt en het één van de beste scènes uit de film is, doet het teveel denken aan Michael J. Fox en zijn versie van “Johnny B. Goode”. Ook de setting in de jaren 80 roept herinneringen op aan ‘Back to the Future II’, met zijn ‘Eighties café’ in het toekomstige 2015.  Wat vooral zo jammer is, is dat de kansen die de-jacuzzi-is-een-tijdmachine biedt, zo onbenut blijven. De manier waarop de jaren 80 op de hak wordt genomen, smaakt absoluut naar meer en dan is het jammer dat er zo weinig scherpe grappen daarover in de film zitten.

Hans Geurts