Luther (2003)
Regie: Eric Till | 120 minuten | drama | Acteurs: Joseph Fiennes, Jonathan Firth, Bruno Ganz, Peter Ustinov, Benjamin Sadler, Claire Cox, Alfred Molina, Uwe Ochsenknecht, Mathieu Carriere, Jochen Horst, Torben Liebrecht, Maria Simon, Lars Rudolph, Marco Hofschneider, Christopher Buchholz
Deze film over Maarten Luther, de bekendste grondlegger van de protestantse kerk, is niet de eerste film die is gemaakt over hem. Al in 1929 werd Luthers leven verfilmd, en ook in 1953 en 1974 was Luther het onderwerp van een film. Het is maar de vraag of de ‘Luther’ uit de 21e eeuw een noodzakelijke en onmisbare aanvulling is.
In ‘Luther’ wordt het verhaal chronologisch gebracht: het beginpunt is het beruchte onweer dat Luther (Joseph Fiennes) tot het priesterambt heeft gebracht. Rennend door een open veld met de bliksem op zijn hielen doet een doodsbange Luther aan God de gelofte monnik te worden als hij hier levend uitkomt. En zo geschiedde…
Over het hoe en waarom daarachter komen we niets te weten. Heel even heb je het idee dat de moeizame relatie tussen Luther en zijn vader iets met Luthers beslissing te maken heeft, maar het blijft bij niet meer dan een vage suggestie.
De ontwikkelingen in het leven van Luther volgen elkaar snel op. Het ene moment is hij nog een twijfelachtige monnik met een gigantisch schuldcomplex, die door zijn nieuwe spirituele vader (Bruno Ganz) met liefdevolle hand moet worden begeleid, en het andere moment is hij mans genoeg om op zakenreis te gaan naar het ‘open riool’ dat Rome heet.
Die gebeurtenis verandert zijn kijk op het leven en, nog belangrijker, op zijn geloof, zo willen de filmmakers ons blijkbaar duidelijk maken. En het leven in Rome is inderdaad verwerpelijk: monniken en priesters die met de hoeren meegaan, mensen in niet veel meer dan vodden die het Onze Vader moeten prevelen op elke traptrede van het Vaticaan. Er wordt voor de kijker maar weinig aan de fantasie overgelaten.
Niet veel later zit Luther in Wittenberg, waar hij het al snel tot professor in de theologie schopt. Hoe hij op jonge leeftijd (nog geen dertig) zo snel omhoog klom op de kerkelijke en wetenschappelijke ladder, dat wordt niet verteld. De twijfelachtige monnik van weleer is nu een zelfverzekerde professor die al aardig kritisch staat tegenover de katholieke praktijk van relikwieën en aflaten.
Alles leidt onvermijdelijk maar totaal spanningsloos naar dat ene moment: dat Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur hamert, en zodoende allerlei misstanden openlijk aan de kaak stelt. Daarmee zet hij ongewild een lawine in gang: binnen de kortste keren komt het volk in opstand en vallen er duizenden doden. Luther wordt ondertussen op het matje geroepen bij de kerk en de keizer maar herroept zijn geschriften niet. De enige vorst die hem nog in bescherming wil nemen is Frederik de Wijze van Saksen (wijlen sir Peter Ustinov), een oude maar zeer sluwe vorst met sympathie voor Luthers eigengereidheid.
Allemaal reuze spannend, en nog echt gebeurd ook, maar de spanning komt geen moment over. Regisseur Eric Till heeft waarschijnlijk een waarheidsgetrouwe film willen maken, maar heeft slechts een film gemaakt waarin alle al lang bekende feiten braaf achter elkaar zijn gelegd. Over de persoon Maarten Luther komen we echter niks te weten. Waarom wist juist hij het volk te bereiken? Er waren meer geestelijken die zich (zelfs eerder al) verzetten tegen de politieke macht van de kerk en de misstanden in de naam van de kerk.
Wat was de invloed van de ontwikkelingen rond de boekdrukkunst? Waarom voorzag Luther niet dat zijn geschriften een opstand en een kerkscheuring zouden veroorzaken? Hoe kan een gewezen monnik, die nooit uit de kerk heeft willen stappen, uiteindelijk besluiten te gaan trouwen? Allemaal zaken die in ‘Luther’ langskomen, maar waar geen moment dieper op in wordt gegaan. ‘Luther’ geeft daardoor geen inzicht in wie hij was, of wie zijn tegenstanders waren, maar laat alleen zien wat hij allemaal gedaan en meegemaakt heeft.
Het helpt ook niet dat Joseph Fiennes Luther neerzet als een nogal labiel, haast manisch-depressief figuur: het ene moment zelfverzekerd en strijdbaar, het andere moment vol twijfel en zondebesef. Ongetwijfeld verenigde de echte Luther deze uitersten in zichzelf, maar het komt totaal ongeloofwaardig over omdat Fiennes alles uitbeeldt op een overdreven dramatische wijze. Dat valt niet alleen hem te verwijten, maar ook de regisseur. Alle acteurs lijden namelijk in meerdere of mindere mate aan dit euvel. De prettige uitzondering is Ustinov, die van prins Frederik een vermakelijke ouwe vos weet te maken.
De rest van de personages blijven voornamelijk eendimensionale karakters: de kwaadaardige aflaatverkoper Johann Tetzel (Alfred Molina), de geslepen kardinaal Aleander (Jonathan Firth), de geldverslindende paus Leo X (Uwe Ochsen-knecht), of juist de liefdevolle spirituele vader Von Staupitz (Bruno Ganz). En niet te vergeten het volk: een domme, onwetende massa, in lompen gehuld, die (als ze niet in hun eigen modder liggen te woelen) elkaar de hersens inslaan…
Dat Till de film nog een wat persoonlijk-dramatisch tintje geeft door een arme alleenstaande moeder en haar kreupele dochtertje steeds weer in de film te laten terugkeren, maakt het alleen maar erger.
Van Maarten Luthers leven valt ongetwijfeld een spannende, maar vooral ook interessante film te maken. Hij staat tenslotte symbool voor een dramatische gebeurtenis uit de Europese geschiedenis, die ook in onze tijd nog van invloed is op veel mensen. Dat Eric Tills ‘Luther’ die film níet is, staat echter wel vast.
Daniël Brandsema
Waardering: 1.5
Bioscooprelease: 1 juli 2004