Son of Dracula (1943)
Regie: Robert Siodmak | 80 minuten | horror | Acteurs: Lon Chaney Jr, Robert Paige, Louise Allbritton, Evelyn Ankers, Frank Craven, J. Edward Bromberg, Samuel S. Hinds, Adeline De Walt Reynolds, Pat Moriarty, Etta McDaniel, George Irving
Deze film is na ‘Dracula’ uit 1931 en ‘Dracula’s Daughter’ uit 1936 de derde film in de Dracula-filmserie van Universal, maar kan ook als afzonderlijke Dracula-film bekeken worden door het ontbreken van aansluitende verhaallijnen op de twee voorgaande films. Werd er in ‘Dracula’s Daughter’ ten opzichte van ‘Dracula’ gekozen voor een afwijkende aanpak, in deze film uit 1943 wordt als basis weer teruggegrepen naar de traditionele vampier die met zijn eigen verderfelijke aard vrede heeft en zijn bloeddorst op de mensheid bot wil vieren.
Lon Chaney jr. duikt op als vertolker van de bloedzuigende graaf Alucard (spel de naam maar eens achterstevoren) die na verloop van tijd de zoon van graaf Dracula blijkt te zijn. Een vraag die wellicht direct boven komt drijven is waarom Lugosi niet als Dracula zelf is komen opdraven. In de twee voorgaande films werd Dracula dan weliswaar gedood en verbrand, maar gezien de ongebreidelde fantasie die de Universal studio’s in de loop der jaren aan de dag hebben gelegd, had zijn verrijzenis als de onbetwiste prins der duisternis geen probleem kunnen zijn. Maar goed, het is hier zijn zoon die zijn opwachting maakt. Chaney komt als vampier adequaat over en weet tot een gepaste dreiging te komen. Dit zowel tijdens de fysieke confrontaties die met hem plaatsvinden als tijdens diverse gesprekken waarin hij ijzig beleefd, maar op niet mis te verstane wijze zijn arrogantie en dreigementen laat doorklinken. Chaney’s uitstraling als vampier bereikt niet die van Lugosi als Dracula zelf, maar is voldoende om hem als overtuigende schurk in het verhaal te beschouwen.
Hoewel het verhaal ogenschijnlijk simpel is en er daarbinnen gekozen is voor de traditionele kwaadwillende vampier, blijkt er in de film nog een subplot voor te komen. Genoeg mogelijkheden dus om te kunnen afwijken van het geijkte verhaal waarin de helden zowel de vrouwelijke hoofdpersoon als de gehele mensheid van de schurk moeten zien te redden. Deze film is qua originaliteit dan ook tot op zekere hoogte vergelijkbaar met ‘Dracula’s Daughter’ uit 1936, hoewel de onthulling van het subplot wel duidelijk maakt dat de hypnotiserende trance waarover Lugosi als Dracula beschikte, bij Chaney als Dracula junior op pijnlijke wijze blijkt te ontbreken. Misschien door zijn iets te Amerikaans accent…?
Verder komen er een aantal vampiereigenschappen naar voren die een welkome aanvulling zijn op die van in de twee voorgaande films: de transformaties van de diverse vampiers naar mist en de transformatie van Dracula naar zijn vleermuisgedaante en omgekeerd, de manier waarop Dracula uit zijn kist in het moeras opstijgt en over het water zweeft, de wedloop van de vampier met de zon, zijn ongevoeligheid voor fysieke verwondingen (behalve natuurlijk de overbekende staak door het hart), de onnatuurlijk grote fysieke kracht van de vampier… Opvallend zijn hierbij ook de speciale effecten die in latere films veelvuldig geïmiteerd zijn, maar toen nog nieuw waren. Naar hedendaagse begrippen zijn ze in deze film uit 1943 natuurlijk verouderd, maar nog steeds komen ze geslaagd, interessant en vooral uitermate sfeerverhogend over en benadrukken ze vooral de mystieke kant van de vampier, die hem, tezamen met zijn kwade bedoelingen meer dan ooit als een verderfelijk schepsel van de nacht laat uitkomen….
Ook de omgeving is goed gekozen. Weliswaar geen weerzien met Transsylvanië, geen angstige en bijgelovige dorpelingen en geen vochtige graftombes in het beklemmende kasteel Dracula, maar de omgeving waarin het verhaal zich nu afspeelt is niettemin goed gekozen en vormgegeven. Een statig, afgelegen, verlaten en donker landhuis waarin Dracula vrij spel heeft en het plaatselijk moeras waarin zowel de mistnevels als Dracula in vleermuisgedaante door de lucht zweven zorgen ervoor dat de karakteristieke onheilspellende sfeer die er gewoonlijk van kasteel Dracula uitgaat hier in eenzelfde mate wordt opgeroepen.
Verder een opvallende afwijking van de traditionele rolverdeling. Hier zijn het Craven en Bromberg die solide optredens neerzetten als de twee wetenschapsmensen Brewster en Laszlo die gezamenlijk de aanval op Dracula inzetten, dit in tegenstelling tot de gebruikelijke rolverdeling waarbij de enige knappe kop in het gezelschap de anderen tot de jacht op de vampier moet overhalen. Ook met name een geslaagd optreden van Robert Paige als de geestelijk langzaam ontsporende Stanley die meer te doen krijgt dan het standaardoptreden van de mannelijke verloofde die vooral alleen maar bezorgd loopt te zijn om het lot van zijn geliefde.
Een geslaagde klassieker. Origineel ook, zowel voor wat betreft de verhaallijnen en de ontwikkeling van de diverse karakters, maar ook aangaande de speciale effecten die erin voorkomen. Chaney is als vampier minder sinister dan Lugosi, maar komt dreigend genoeg over, en tezamen met de overige pluspunten maakt dit tot een film met een vergelijkbare kwaliteit als zijn twee voorgangers. Wederom een geslaagd deel in de Universal-Draculareeks.
Frans Buitendijk