The End of Summer – Kohayagawa-ke no aki (1961)

Regie: Yasujirô Ozu | 103 minuten | drama | Acteurs: Ganjiro Nakamura, Setsuko Hara,Yôko Tsukasa, Michiyo Aratama, Keiju Kobayashi, Chieko Naniwa

‘The End of Summer’ draagt in de originele titel nóg een jaargetijde in zich. De Japanse titel betekent namelijk zoveel als “De herfst van de Kohayagawa familie”. Een titel die de lading wellicht iets beter dekt dan de Engelse variant (naast het interessante gegeven dat Ozu ook in de herfst van zijn leven was tijdens het maken van ‘The End of Summer’). De film gaat immers vooral over het uiteenvallen van deze familie en verdwijnende tradities, opgebouwde waarden en instituties, en bevat slechts een lichte vorm van hoop voor de toekomst. De eindigheid van het leven en de onvermijdelijkheid van modernisering en specifieke maatschappelijke ontwikkelingen staan hier centraal. Echt geoordeeld wordt er niet met betrekking tot deze onderwerpen. Er wordt voornamelijk geobserveerd.

De film betreurt duidelijk het wegvallen van de oude “wereld” (maar altijd met de realisatie dat het een natuurlijk proces is en niet zozeer “slecht” is). Dit wordt het meest expliciet duidelijk door het letterlijke sterven van Banpei (Ganjira Nakamura), en daarmee het symbolische afsterven van zijn brouwerij, die tot dan toe altijd van de familie was geweest, maar nu wordt overgenomen door een ander bedrijf. Tegelijkertijd is de manier waarop relaties worden aangegaan ook aan veranderingen onderhevig. De twee dochters van de familie die aan de man dienen te komen slaan uiteindelijk ieder hun eigen weg in, tegen de verwachtingen en tradities (van de familie) in. Voor Noriko (Yoko Tsukasa) was een geschikte kandidaat gevonden, maar zij ziet hem zelf eigenlijk helemaal niet zitten en heeft haar hart verpand aan een naar de bergen verhuizende leraar, met wie ze in het geheim een briefwisseling onderhoudt. De scènes tijdens en na het afscheidsfeestje van deze man, waarbij Noriko respectievelijk subtiel oogcontact met hem probeert te maken en met hem, zittend op een bankje, afspreekt om contact te houden, zijn erg schattig en subtiel romantisch. De dialoog tijdens de scène op het bankje doet in zijn schijnbare trivialiteit wat denken aan ‘Good Morning’. Wanneer Noriko’s zus Akiko (de altijd uitmuntende Setsuko Hara) erachter komt dat Noriko eigenlijk van iemand anders houdt, spoort ze haar aan haar hart te volgen. Noriko is op haar beurt een steun voor Akiko door haar ervan te blijven verzekeren dat ze echt niet oud is (als huwelijkspartner) met haar achtentwintig jaar. Bij wijze van grap heeft ze met haar afgesproken dat Akiko haar honderd yen moet betalen voor iedere keer dat ze zichzelf “oud” noemt. Akiko laat zich ook niet opjagen om te gaan trouwen, en slaat haar welwillende kandidaat ook af. In plaats daarvan blijft ze gewoon nog een tijdje alleen om haar kind (uit een vorig huwelijk) op te voeden. Hoewel de twee vrouwen met elkaar gecontrasteerd worden door hun kleding – Noriko modern, westers (horende bij haar functie in een modern bedrijf), en Akiko traditioneel, in kimono, staan beide dochters uiteindelijk dus wel stevig met één voet in de moderniteit.

Het genoemde contrast tussen de oude en de nieuwe wereld is evident in de hele film. We zien scènes in koelblauwe kantoorgebouwen waarin de personages in westerse kledij rondlopen, afgewisseld met traditionele Japanse straatjes, en huisjes met de papieren deuren, waar op de grond wordt gezeten. Indrukken van deze oude wereld krijgen we vooral wanneer Banpei bij zijn vroegere liefje langsgaat. Maar ook hier doet de Westerse wereld zijn intrede middels dochter Yuriko die de blanke, Amerikaanse George als vriend heeft. Hij overlaadt haar met (Westerse) cadeautjes, en Banpei vraagt zich af of dit wel “vertrouwd” is.

‘The End of Summer’ mist de intense focus van de als Ozu’s absolute meesterwerk beschouwde ‘Tokyo Story’, maar laat hierdoor wel mooi de ruimte voor de verschillende tonen en gezichtspunten van de film. ‘The End of Summer’ is een mooie culminatie van Ozu’s eerdere films. Al zijn bekende thema’s passeren de revue in deze film, en ook bepaalde aspecten of specifieke scènes doen denken aan eerdere films. Onder meer zien we hier een luchtige toon terug die doet denken aan ‘Ohayo’. Dit begint al met de openingsscènes in een bar, waarin Akiko’s broer een “toevallige” ontmoeting heeft geregeld tussen haar en een mogelijk geïnteresseerde vriend van hem. De kandidaat heeft afgesproken om aan zijn neus te krabbelen als hij haar wel ziet zitten. Maar de meeste humor is afkomstig van Banpei, die tegen zijn familie doet alsof zijn neus bloedt, terwijl hij probeert het huis uit te komen om naar zijn geliefde te gaan. Dit personage wordt op een voortreffelijke manier neergezet door Ganjira Nakamura, die de kijker op perfecte manier weet te amuseren en sympathie weet op te wekken.

Net als in ‘Tokyo Story’ zien we hoe kinderen hun ouders niet altijd genoeg waarderen of voor vol aan zien, en pas het licht zien als het te laat is. Of bijna, zoals in ‘The End of Summer’. Dochter Fumiko kijkt voordurend neer op haar vader vanwege zijn frequente uitstapjes naar zijn oude vriendin, maar wanneer hij een attaque krijgt en bijna overlijdt, beseft ze hoe dwaas ze geweest was. En gelukkig kan ze, na een opmerkelijk snel herstel, nog even genieten van wat mooie moment van Banpei. Maar wanneer Banpei kort hierop echt overlijdt, zien we dat, net als in ‘Tokyo Story’, de familie toch weer snel weer overgaat tot de orde van de dag. Het lijkt cru, maar ergens is het ook natuurlijk, lijkt de regisseur te willen zeggen.

Dat de film in kleur is doet niets af aan de schoonheid van de beelden. Door de subtiele en pastelachtige tinten is het alsof je naar een waterverfschilderij zit te kijken. Ook de composities zijn weer eens voortreffelijk, met een volmaakte positionering van de personages in het frame en subtiele bewegingen hierbinnen die een bepaald soort sereniteit uitstralen. Adembenemend is één van de laatste shots van de films waarin een rouwstoet langzaam over een brug loopt.

Een mooie cameo is er voor Chishu Ryu als boer, die eerder de oude man speelde in ‘Tokyo Story’ en de vader in ‘Late Spring’. Samen met zijn vrouw bekijkt hij de rook die uit de schoorsteen van het crematorium komt en geeft zijn bespiegelingen over kringloop van het leven. Mensen gaan dood, maar gelukkig heeft de natuur het zo geregeld dat er altijd weer nieuwe mensen bijkomen. Het einde van een tijdperk luidt ook altijd meteen een nieuw begin in. Waar de Cinema weer begint na het einde van Ozu is echter niet zo makkelijk te zeggen. Met zijn overlijden is een unieke, meesterlijke regisseur van ons heen gegaan wiens schoenen niet zo gemakkelijk zijn te vullen.

Bart Rietvink