The Great Happiness Space – The Great Happiness Space: Tale of an Osaka Love Thief (2006)

Regie: Jake Clennell | 77 minuten | drama, documentaire

Wat begint als simpel document van een speciaal soort nachtclub in Osaka, groeit uit tot een gelaagde, moreel complexe blik op de wereld van een generatie jongeren in Jake Clennels ‘The Great Happiness Space’. Hoewel de film een beduidend treurig beeld schetst van het doelloze, uit illusies opgebouwde leven van deze jeugd en het beroep van de “gastheren” van het Rakkyo Café niet bepaald in een rooskleurig daglicht komt te staan, is Jake Clennels documentaire toch niet erg moraliserend, en wordt er vooral geobserveerd. Dit zorgt ervoor dat de kijker goeddeels zelf zijn conclusies kan trekken over deze personen en hun levensstijl.

Issei is de nummer één gastheer van de club Rakkyo, wat betekent dat hij als geen ander weet hoe hij zijn vrouwelijke klanten dromen moet verkopen en aan zich weet te binden. Gastheren zijn knappe jongemannen die in de club alles voor de vrouw doen die ze inhuurt: hij zegt lieve woordjes maar wijst ze ook terecht als dit nodig is, en is natuurlijk ook bereid zijn lichaam volledig ter beschikking te stellen. Maar de kunst is om een vrouw zo veel mogelijk te bevredigen zonder dat er daadwerkelijke seks aan te pas komt omdat dit vaak het hoofddoel is van de dames en er na de daad eigenlijk geen reden is om terug te komen. Wat weer een gebrek aan inkomsten betekent. Want al deze “jongens van plezier” verdienen grof geld aan de “diensten” die ze leveren. Issei en zijn maten zeggen tegen elk meisje dat ze van ze houden, maar wanneer ze meer willen houden ze hen aan het lijntje. Het is bijna als Hotel California: je kunt weggaan wanneer je wilt, maar eigenlijk kun je Rakkyo Café nooit verlaten. Het doel is niet om de meisjes te “genezen” of de droom of illusie van liefde levend te houden. Dit zijn slechts middelen voor het hoofddoel: geld verdienen. En wel zoveel mogelijk. Een belangrijke methode hiertoe is om de dames aan te sporen tot het drinken van zoveel mogelijk champagne (in grote, oplichtende pullen) en ze tegen elkaar op te laten bieden om zo de zo begeerde aandacht van de jongens in de club te kunnen winnen.

Aanvankelijk lijkt het nog een simpele “call-boy” of veredelde prostitutieclub te zijn, maar gaandeweg wordt het beroep van deze jongens steeds dubieuzer. De meisjes die aan het woord komen zeggen namelijk werkelijk hoop te koesteren op een relatie met Issei en hij voedt die hoop ook. Duizenden dollars worden er per avond door één enkel meisje in hen geïnvesteerd. Toch moeten de meisjes niet louter als slachtoffer gezien worden. Ze weten eigenlijk wel dat ze belogen worden en beseffen hoeveel geld ze afstaan (alles, min of meer), maar vinden dit het toch waard. Willen ze dan misschien willens en wetens in een illusie leven? Maakt het ze dan niet uit of de lieve woorden en complimenten gelogen blijken te zijn, als ze maar geuit worden?

Wanneer blijkt dat het gros van de klanten van de gastheren zelf soortgelijk werk doen wanneer ze de club niet bezoeken – het zijn prostituees – en naar Rakkyo komen om mensen te ontmoeten die ze speciaal doen voelen en niet op ze neer kijken zoals de rest van de wereld, krijgen de verhalen weer een andere dimensie. Het is nu meer een “ons kent ons”-gevoel; een situatie waarbij beide partijen weten wat ze aan elkaar hebben en die allebei het spel met open ogen spelen. En toch komen de gastheren onnodig manipulatief over door gevoelens van liefde te voeden. Ook krijgt het verhaal weer een wat nare wending wanneer blijkt dat de dames niet alleen vanuit hun werk als prostituee in de club terecht komen, maar dat ze dit werk blijven doen om maar voldoende geld te kunnen verdienen om vervolgens in Rakkyo te kunnen spenderen. Issei geeft zelfs expliciet toe dat ze meisjes min of meer dwingen zich te prostitueren met hun prijzige diensten. En dan is er weer de informatie dat vele meisjes verschillende van dit soort clubs bezoeken en dus waarschijnlijk niet zo intens van één zo’n gastheer houden als ze beweren. Tevens worden deze meisjes natuurlijk niet werkelijk gedwongen en snappen ze maar al te goed hoe deze wereld in elkaar zit. En zo gaan de argumenten over en weer in Jake Clennells intrigerende documentaire. Dat dit een ongezonde situatie is en een symptoom van iets diepers – eenzaamheid, onvermogen te communiceren, behoefte aan oprechte aandacht – moge echter duidelijk zijn. Ook wordt er wel degelijk een beroep gedaan op het gevoel van schaamte en schuld van de gastheren, die zeker aanwezig is, maar uiteindelijk blijken ook zij met hetzelfde isolement en behoefte aan waarachtige liefde te kampen als hun klanten. Al maakt dit ze natuurlijk niet minder schuldig of verantwoordelijk voor hun daden.

Bart Rietvink