Ulysses (1967)

Regie: Joseph Strick | 119 minuten | drama, komedie | Acteurs: Barbara Jefford, Milo O’Shea, Maurice Roëves, T.P. McKenna, Martin Dempsey, Sheila O’Sullivan, Graham Lines, Peter Mayock, Fionnula Flanagan, Anna Manahan, Maureen Toal, Maureen Potter, Chris Curran, Maire Hastings, Eddie Golden

“Ulysses” is een legendarische roman van James Joyce uit 1922 en wordt gezien als één van de grootste boeken van de 20e eeuw. Het is een gelaagd boek, vol met filosofische overpeinzingen, symboliek, verwijzingen en verschillende oogpunten, en wordt (daarom) door veel lezers als praktisch onleesbaar ervaren. In een in 2007 door de Engelse krant The Guardian gehouden verkiezing van de minst uitgelezen boeken ooit, eindigde Ulysses zelfs op de derde plaats. Ook werd het boek lange tijd als onverfilmbaar beschouwd. Regisseur Joseph Strick had dus geen gemakkelijke taak toen hij besloot de roman in 1967 naar het witte doek te brengen. Alleen al voor deze poging verdient hij alle lof. Dat het vervolgens geen ongekwalificeerd succes werd, viel te verwachten.

Wanneer er veel complexe taal, vol met dubbele betekenissen en symboliek, in een verhaal aanwezig is, is het voordeel van een boek dat de lezer alles in zijn eigen tempo tot zich kan nemen en kan overpeinzen en er zijn eigen beelden bij kan zien. Een film heeft een andere vorm, waarbij alles heel direct binnenkomt bij de kijker en er daarnaast voor pakkende, passende visuele oplossingen gezorgd zal moeten worden. Dit gebeurt in Joseph Stricks ‘Ulysses’ helaas te weinig. In combinatie met het oplepelen van de monologen en gedachtes uit de roman van Joyce zorgt dit ervoor dat de kijker nauwelijks werkelijk geprikkeld of geboeid wordt en dat een groot gedeelte van de film afstandelijk en pretentieus overkomt. Wanneer Stephen Dedalus (Maurice Roëves) in het begin van de film zijn omzwervingen maakt en hij via voice-over zijn diepste gedachtes met de kijker deelt – terwijl zijn gezicht geen enkele emotie toont, en er eigenlijk niets gebeurt – gebeurt er niets bij de kijker. Gelukkig is het verhaal van Leopold Bloom wat interessanter en leent dit zich iets meer voor betrokkenheid en emotie.

Soms gebruikt Strick leuke (en tegenwoordig ook veel gebruikte) snelle flash forwards – bijvoorbeeld om te laten zien wat er echt gaat gebeuren wanneer een vrouw tegen haar man zegt dat ze later die dag van een man bezoek krijgt – en soms worden er andere belichting of camerastandpunten gebruikt om een visioen of gedachte visueel te complementeren. Maar te vaak worden de meer intellectuele situaties en innerlijke “uitstapjes” droog opgelepeld waardoor ze koud en oninteressant overkomen. Een episode in een circus met dominante vrouwen en als beesten rondlopende mannen, heeft bijvoorbeeld geen surrealistische of verhoogde visuele vorm gekregen, waardoor het is alsof je in nuchtere toestand, bij onflatterend daglicht, naar een stel dronken vrienden zit te kijken, in plaats van er zelf ook in mee te gaan.

‘Ulysses’ is natuurlijk een complex boek om te bewerken, maar intellectualiteit of abstractie hoeft niet per definitie een droge, onaantrekkelijke film op te leveren. Er zijn genoeg intellectuele films die visueel prikkelen en aanzetten tot denken. Denk bijvoorbeeld aan de films van Tarkovsky, Kieslowski, Gilliam, Godard, of Fellini: filmmakers die erg expressief zijn met de vorm van film, en de kijker verbazen, laten dromen en laten denken. Strick kiest voor een wat conventionelere vorm, maar had daarbij wellicht de gewichtige taal uit het boek wat minder vaak of minder letterlijk moeten gebruiken. Wanneer Leopold Blooms verhaal, dat het middenstuk van de film vormt, centraal komt te staan, gaat het gelukkig vaak goed omdat zijn (huwelijkse) problemen en verlangens herkenbaar zijn en acteur Milo O’Shea van Leopold een levendig personage maakt. Hij is frivool en passievol en de gebeurtenissen in zijn leven – confrontaties met antisemieten, ondeugende ontmoetingen met vrouwen, het zoeken naar erotiek in boeken en kunst – spreken tenminste tot de verbeelding.

De vele voice-overs zijn niet altijd even geslaagd, maar interessant genoeg, is de laatste, lange monoloog van de film, die van Molly Bloom (een uitstekende Barbara Jefford) er één die de aandacht zeer goed vast weet te houden. En niet alleen omdat het – vrij expliciet – over seks, ontrouw, en verschillen tussen man en vrouw gaat: altijd populaire onderwerpen. Jefford weet namelijk de kijker echt te overtuigen van haar woorden, en samen met haar acteerwerk in de begeleidende beelden – een soort collage van haar leven – zorgt dit ervoor dat de kijker aan haar lippen hangt. Het is een mooi slot van een jammer genoeg onevenwichtige film die zou wensen dat de verschillende personages meer voor de kijker hadden kunnen betekenen. Want het lijkt er op dat ze best interessant zijn.

Bart Rietvink