Good Morning – Ohayô (1959)

Regie: Yasujirô Ozu | 79 minuten | komedie | Acrteurs: Koji Shidara, Masahiko Shimazu, Chishu Ryu, Keiji Sada, Yoshiko Kuga, Kuniko Miyake, Haruko Sugimura, Kyouko IzumiToyoko Takahashi

‘Good Morning’ is, onder anderen, een komedie met als terugkerend element het laten van scheten – enerzijds door een stel kinderen dat dit doet na bij elkaar met een vinger op het voorhoofd te drukken, en anderzijds door een man die een meester is in scheten laten en wiens vrouw regelmatig denkt dat ze geroepen wordt na zo’n winderig moment van haar echtgenoot.

Ongetwijfeld klinkt dit niet als een film voor de zich respecterende arthouse filmliefhebber. Evenmin lijkt een dergelijke thematiek te voldoen voor een meesterfilmmaker als Yasujirô Ozu. En toegegeven, de film is door dit weinig geraffineerde komische element een betrekkelijk buitenbeentje in het oeuvre van Ozu. Maar toch is de film niet zo plat als hij in eerste instantie lijkt. Hoewel er “poep en plas”-humor wordt ingezet, hoef je hier, goddank, geen Deuce Bigalow taferelen te verwachten. Ozu zou namelijk Ozu niet zijn als hij niet enige interessante thematiek en maatschappijkritiek of -observaties door zijn verhaal zou verweven.

Het meest in het oog springende thema is dat van taal, en in hoeverre (specifiek) taalgebruik noodzakelijk en/of juist triviaal is. De kinderen ergeren zich aan de schijnbaar nietszeggende gesprekjes van volwassenen, wanneer deze over het weer praten of dingen zeggen als “Ohayô” (goede morgen). De kinderen doen het ofwel geheel zonder taal, zoals hun protestactie tegen hun ouders vereist, of met een taal die alleen maar uit scheten laten bestaat. Dat het niet verstandig is om geheel zonder woordelijke, of in ieder geval een gemeenschappelijk geaccepteerde of geleerde taal door het leven te gaan, merken de jongens wanneer ze in de klas geen antwoord op een vraag kunnen geven en thuis niet aan hun ouders kunnen uitleggen dat ze lunchgeld nodig hebben. Ook de schetentaal is behoorlijk beperkt. Het is grappig, vooral in het geval van de verwarde vrouw van de volwassen schetenlater, maar veel kun je er niet mee uitdrukken. En als je buikloop hebt, zoals één van de jongens, ben je helemaal “uitgepraat”. De hele schetenlaterij zorgt overigens slechts ten dele voor plaatsvervangende schaamte. Het wordt namelijk al snel duidelijk dat het geluid van de scheten door blaasinstrumenten als tuba’s gesimuleerd worden. Vooral in een soort symfonische “muzieksessie” met de jongens en de oude(re) man op een rijtje wordt dit (komisch) duidelijk.

Het wordt duidelijk dat taal en communicatie een essentiële kwaliteit is van het menszijn. Mensen zijn sociale wezens en dienen elkaar dingen duidelijk te kunnen maken. Toch betekent dit niet dat alles expliciet uitgesproken hoeft te worden om door te krijgen hoe de vork in de steel zit. Een mannelijk personage krijgt in de film de kritiek te horen dat hij niet over échte, wezenlijke dingen durft te spreken met de vrouw waar hij een oogje op heeft. Zijn moed reikt niet verder dan begroetingen en koetjes en kalfjes. Toch wordt in een mooie scène op een perron laat in de film duidelijk dat ook dit genoeg kan zijn. De man staat naast de vrouw en weet niet wat hij moet zeggen, maar wel dát hij wat moet zeggen. Hij praat dan ook veel, of steeds opnieuw, maar alleen maar over wat voor weer het wordt. De vrouw gaat het schijnbaar nietszeggende gesprekje welwillend aan, en er is ondanks het gebrek aan inhoud wel degelijk sprake van een band en van communicatie tussen het tweetal. Tussen de regels door van de o zo belangrijke triviale zinnetjes schuilen diepere waarheden.

Terwijl de kinderen zich ergeren aan het onbegrijpelijke gedrag van de volwassenen, ergeren deze zich op hun beurt waar aan de naderende “vooruitgang” in de vorm van televisie, een uitvinding die volgens de vader van de rebellerende jongetjes verderfelijk is en slechts domme Japanners zal baren. Toch is hij bereid een televisie aan te schaffen om vrede in zijn gezin te krijgen en zijn kinderen tegemoet te komen (al was hun methode niet bepaald subtiel). De kinderen krijgen op hun beurt een herwaardering voor het werk, of liever het resultaat hiervan, van hun ouders. Vroeg in de film hebben ze namelijk zitten klagen over de droge rijst en vis die ze iedere dag moesten verteren. Tot het moment dat ze besloten een tijd lang niets meer van hun ouders aan te nemen en voor zichzelf te zorgen. Dit blijkt lastiger dan gedacht, en wanneer ze stiekem de rijstpan mee naar buiten te nemen, om daar op eigen houtje te gaan picknicken, beseffen ze hoe lekker en belangrijk de duur verdiende rijst eigenlijk is.

Een maatschappijkritisch puntje kan (verder) gevonden worden in de aandacht voor de overmatige sociale controle in de buurt en de neiging tot roddel en achterklap. Een personage in de film merkt op dat er weinig plekken meer zijn waar geen buren zijn; iets wat de regisseur van de film lijkt te betreuren. Ook komt in deze film weer de aanvankelijke onderwaardering van kinderen jegens hun ouders naar voren. Naast de rebellerende kinderen is er ook het voorbeeld van het vrouwelijke buurthoofd dat geen contributie heeft ontvangen, omdat haar moeder verzuimt heeft de ontvangst te melden aan haar dochter. De manier waarop zij de wind van voren krijgt is behoorlijk respectloos. De moeder is overigens grappig en strijdvaardig gekarakteriseerd en weet wel weg met opdringerige deur-aan-deur verkopers. Deze lui worden bekritiseerd, maar wanneer een vriend van de familie werkloos wordt en alleen nog in zo’n hoedanigheid aan de bak kan, besluit de vader van de opstandige kinderen hem een kans te geven door een televisie van hem af te nemen.

‘Ohayô’ is luchtig, soms wat banaal, meer zeer zeker het aanzien waard. Het bevat meer dan genoeg stof tot nadenken, en de kleurenfotografie en traditionele punctuerende shots van Ozu zorgen ervoor dat ook de estheticus bij ‘Ohayô’ voldoende aan zijn trekken zal komen.

Bart Rietvink

‘Good Morning’ verschijnt woensdag 15 juni 2016 op DVD (DVD-box Yasujirô Ozu).